Ook in het tennis gaat de 1% met de helft van het geld lopen

Met de Trofee voor Sportverdienste heeft tennisser David Goffin (26) een voorlopige bekroning van een succesvolle carrière beet. Hij behoort daarmee stilaan tot een elitegroep van tennissers die met zijn sportieve carrière ook financieel een succesvolle loopbaan kan uitbouwen.

In het tennis blijft op het gebied van verdiensten immers een bijzonder grote kloof tussen de elite en de subtop. Dat blijkt ook uit een onderzoek van wetenschappers aan de faculteit toegepaste wetenschappen van de Universiteit Antwerpen. Gemeld wordt dat zowel bij de mannen als vrouwen de 250 beste spelers erin lukken hun kosten te dekken. Al de rest moet blijven investeren. In tegenstelling tot onder meer voetballers of wielrenners kunnen tennissers niet op een vast maandloon terugvallen. Daardoor zijn ze grotendeels afhankelijk van het prijzengeld op tornooien en in enkele gevallen ook van sponsoring en reclame. Als zelfstandige moeten ze daarmee niet alleen hun gewone uitgaven dekken, maar ook de verplaatsing en het verblijf voor allerlei toernooien financieren en de kosten voor coaches, materiaal, medische begeleiding betalen. Absolute topspelers halen genoeg inkomsten uit wedstrijden, sponsoring en startgelden om tijdens hun carrière een groot financieel vermogen op te bouwen. Onder die toplaag wordt echter vooral met verlies gewerkt.

Omkoping

Er zijn wereldwijd in het mannentennis ongeveer negenduizend professionele spelers actief. Absolute topspelers zoals Roger Federer of Rafaël Nadal hebben in hun carrière ongeveer 100 miljoen dollar verdiend, waarmee ze tot de bestbetaalde sporters van de wereld behoren. Een speler zoals Goffin, die tot de wereldwijde top tien behoort, komt aan bijna 9 miljoen dollar inkomsten. De helft van het wereldwijde prijzengeld gaat echter naar het 1 procent absolute topspelers. De beste 10 procent strijkt zelfs 96 procent van het volledige prijzengeld op. Eenzelfde fenomeen kan worden vastgesteld in het vrouwentennis, dat ongeveer vijfduizend professionele speelsters omvat. Het is volgens de onderzoekers dan ook duidelijk dat het huidige zakelijke model van het professionele tennis mank loopt. Bovendien wordt opgemerkt dat de ongelijkheid in verdiensten ervoor zorgt dat tennissers van lagere niveaus gevoeliger zouden kunnen zijn voor omkoping. Er wordt dan ook opgeroepen om het aantal tornooien te beperken, maar ook om de groep professionele tennisspelers gevoelig af te slanken. Tegelijkertijd zou het prijzengeld ook evenwichtiger moeten worden verdeeld. Op dit ogenblik kan tijdens de eerste rondes van een tornooi nauwelijks geld worden verdiend. Eigenlijk leveren alleen de finales, waar meestal de absolute top terecht komt, inkomsten op. De onderzoekers wijzen er nog op dat in geen enkele andere sport een grotere ongelijkheid in inkomen bestaat dan in het tennis. Anderzijds moet wel worden opgemerkt dat tennis één van de weinige sporten is waar vrouwen evenveel prijzengeld ontvangen als mannen. Er kan immers ook bij het publiek een gelijke interesse worden opgemerkt. Wel halen vrouwen minder inkomsten uit commerciële contracten. Ze zouden voor de sponsors immers minder omzetten genereren. (mah)