Negeer verkiezingsbeloftes (die geld kosten)

Nieuwe analyses van de overheidsfinanciën bevestigen nog maar eens onze dramatische budgettaire situatie. Er is geen geld voor allerlei verkiezingsbeloftes. Integendeel, de volgende regering zal zwaar moeten ingrijpen om te vermijden dat de begroting verder ontspoort. Negeer gerust alle verkiezingsbeloftes die geld kosten. 

Terwijl de campagne stilaan op toerental komt, en het allerlei verkiezingsbeloftes regent, werden deze week twee rapporten over de toestand van onze overheidsfinanciën gepubliceerd. Die zouden op zich een hele nieuwe wending moeten geven aan deze campagne, maar werden toch vooral genegeerd. De pijnlijke realiteit van onze overheidsfinanciën zal na 9 juni evenwel prominent op tafel liggen bij alle regeringsonderhandelingen. 

Oplopend begrotingstekort

Het eerste rapport was de meerjarenraming van de Belgische budgettaire toestand door het Monitoringcomité. Die geeft aan dat het gezamenlijke begrotingstekort van alle Belgische overheden dit jaar zal uitkomen op 4,4% van het bbp, of 27 miljard euro. Het verontrustende zit evenwel in wat er op ons afkomt: zonder ingrijpen loopt dat tekort de komende jaren verder op. Tegen het einde van de volgende legislatuur zouden we uitkomen op een tekort van 6,3% van het bbp, wat overeenkomt met 38 miljard in euro’s van vandaag. En als de geopolitieke situatie en een eventuele verkiezingsoverwinning van Donald Trump ons dwingt om versneld onze defensie-uitgaven op te voeren, dan loopt dat op tot zo’n 7% van het bbp. En dat in normale economische omstandigheden. Mocht er in de loop van de volgende vijf jaar een nieuwe economische crisis opduiken, dan zou dat tekort ongetwijfeld nog hoger gaan. 

Zonder ingrijpen zou de overheidsschuld toenemen van 106% van het bpp vandaag tot 119% tegen 2029. En opnieuw, dat is het scenario van normale economische omstandigheden en een normale ontwikkeling van de rentes. Bij tegenvallende economische groei of hogere rentes (bijvoorbeeld door een nieuwe inflatieopstoot of door ongerustheid over die overheidsschuld) zal de schuld nog hoger oplopen. Voor alle duidelijkheid, dat is nog lang geen Griekenland-scenario, maar dat betekent wel dat onze overheidsfinanciën stilaan wel heel kwetsbaar worden voor nieuwe negatieve verrassingen. De combinatie van een toenemend begrotingstekort en een oplopende overheidsschuld in normale economische omstandigheden is eenvoudigweg geen verantwoordelijk beleid.

Uitdaging van 40 miljard euro

Het tweede rapport was de analyse van de houdbaarheid van de overheidsschuld door de Europese Commissie. Waar de ramingen van het Monitoringcomité nog enige aandacht kregen, werd het rapport van de Europese Commissie nagenoeg volledig genegeerd. Volgens de Europese Commissie zijn België en Slovakije de enige Europese landen waar de overheidsschuld zowel op de middellange als op de lange termijn als ‘hoog risico’ bestempeld wordt. Andere landen die ook op lange termijn op ‘hoog risico’ staan, zijn Luxemburg, Malta en Slovenië. Notoire ‘begrotingszondaars’ zoals Griekenland en Italië staan op ‘medium risico’. Dat geeft al aan dat België er niet meteen goed voorstaat voor de houdbaarheid van de overheidsschuld.

Onze overheidsschuld zit op een oplopend traject. Na de 119% tegen het einde van de volgende legislatuur zal de schuld zonder ingrijpen de daaropvolgende jaren gewoon verder toenemen. Om die schuld op lange termijn te stabiliseren (nog ongeacht het niveau waarop dat dan zou gebeuren), is volgens de Europese Commissie een budgettaire inspanning van 6,7% van het bbp vereist. Dat komt overeen met 40 miljard in euro’s van vandaag.  Om dat in perspectief te plaatsen, dat is meer dan het volledige Belgische budget voor onderwijs (35 miljard) en komt in de buurt van het hele budget voor gezondheidszorg (45 miljard). 

Beloven, beloven, beloven…

De meeste partijen hebben ondertussen al aangegeven dat ze gezonde overheidsfinanciën ‘belangrijk’ vinden, maar toch lijken ze de pijnlijke realiteit van onze overheidsfinanciën vooral te negeren. De verkiezingsbeloftes zijn ondertussen niet van de lucht: hogere pensioenen, meer investeringen, lagere belastingen, gratis openbaar vervoer, goedkoper hoger onderwijs, minder lang werken, meer koopkracht… Elke week komen er wel wat nieuwe beloftes bij, waarbij de meeste partijen geen begin van een realistisch plan hebben van hoe ze dat willen financieren. Zo pakte de PS deze week nog eens uit met de belofte van een belastingverlaging van 6 miljard euro voor de laagste lonen, wat ze wil financieren met een belasting op de grote vermogens. Daarbij ‘vergeet’ ze te vermelden dat volgens een studie van het Planbureau alle industrielanden die ooit een vermogensbelasting hadden daar (omgerekend naar Belgisch niveau) gemiddeld 1 miljard aan inkomsten uit haalden… 

Voorlopig kwam enkel Open VLD met een becijferd plan van hoe ze de budgettaire uitdaging willen aanpakken (CD&V en NV-A publiceerden hun verkiezingsprogramma nog niet). Daarbij kan er gediscussieerd worden over de keuzes, de hypothesen en zelfs over de geloofwaardigheid van die cijfers, maar op z’n minst is die discussie dan mogelijk. De budgettaire uitdaging gewoon negeren, of verwijzen naar een vermogensbelasting die nooit meer dan een fractie van de vereiste middelen kan opleveren, is geen realistisch plan. 

Ondanks alle verkiezingsbeloftes is de budgettaire realiteit vrij duidelijk. De volgende legislatuur start met een diepe put, en onze overheden zullen zwaar moeten ingrijpen om te vermijden dat de begroting nog verder ontspoort. Geld voor allerlei extra initiatieven zal er niet zijn. Elke verkiezingsbelofte zonder overtuigd financieringsplan kan dus best genegeerd worden.     


De auteur Bart Van Craeynest is Hoofdeconoom bij Voka en auteur van ‘België kan beter’

Meer