Negatieve rente: hoe ver kunnen centrale banken gaan?

De Bank of Japan heeft een negatieve rentevoet van min 0,1 procent geïntroduceerd. Daarmee moeten in steeds meer landen de financiële instellingen in praktijk een vergoeding betalen voor het geld dat bij hun centrale bank wordt gedeponeerd. Landen met een negatieve rentevoet vertegenwoordigen inmiddels al bijna een kwart van het wereldwijde bruto binnenlandse product.

Volgens Haruhiko Kuroda, gouverneur van de Japanse centrale bank, staan er ook geen limieten op die maatregelen, maar dat wordt door het magazine The Economist tegengesproken. The Economist zegt dat dergelijke maatregelen niet oneindig zijn. “Misschien ligt die grens niet meer op 0 procent, aangezien de banken bereid blijken een beperkte kost te betalen voor een veilige opslag van hun financiële reserves, maar toch zijn de limieten nog steeds aanwezig,” wordt er opgemerkt.

Particulieren

“Wanneer de banken teveel moeten betalen op hun reserves, dreigen hun winsten aangetast te worden,” aldus het magazine. “Dat zou het ook minder gemakkelijk maken de kapitaalbuffers aan te houden. Tevens zouden de banken de negatieve rente ook aan de eigen klanten kunnen doorrekenen. Dat gebeurt soms nu al voor grote ondernemingen.” Een volgende stap zijn wellicht de rijke particuliere klanten. De gewone consumenten zijn minder gevoelig, aangezien zij wel de mogelijkheid hebben hun spaargelden tijdelijk ergens te bewaren. Ook zouden zij kunnen beslissen hun reserves in andere waarden – zoals telefoonkaarten of abonnementen – te investeren om geen geld op de bank te hoeven plaatsen. Daardoor zouden de banken echter over steeds minder middelen beschikken en in hun eigen werking worden bedreigd. (mah)