Na de ijstijd, de ‘vuurtijd’: hoe onze relatie met vuur verwrongen geraakt is

Het voorbije jaar waren vooral de bosbranden in Australië en in het Amazonewoud niet uit het nieuws weg te slaan. Er woeden echter bosbranden over heel de planeet. Maar dat is niet altijd een slechte zaak: ‘We moeten onze band met vuur heruitvinden’.

Nu de eerste regen valt in verschillende delen van Australië, komt er voor het eerst sinds september verlichting voor de gebieden die getroffen zijn door de hevige bosbranden. Minstens 28 mensen kwamen om. Meer dan een miljard dieren vielen ten prooi aan de vlammen. Zo’n 15 miljoen hectare land werd in de as gelegd, waaronder 10 miljoen hectare bos. Dat laatste is drie keer de oppervlakte van België. Ongeveer 30 grote brandhaarden zijn nog steeds niet onder controle.

Cruciaal natuurlijk fenomeen

Hoewel de media dit jaar vooral berichtten over Australië, Californië en de Amazone, lijken de vlammen overal toe te slaan. Zowat alle continenten staan in brand. Van het boreale bos in Siberië tot het Amazonewoud, van Congo tot Gran Canaria, van Borneo tot Indië en van Angola tot in Australië.

Volgens satellietbeelden van de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA zijn er dit jaar zo’n drie à vier keer meer branden in de natuur dan normaal. Op een gemiddelde dag woekeren er tussen de 10.000 en de 30.000 bosbranden, verspreid over de planeet.

Op basis van satellietbeelden monitort de Amerikaanse ruimtevaartmaatschappij NASA bosbranden wereldwijd. Dit is een beeld van begin januari 2020, elke rode pixel stelt een brand voor. Bron: NASA, FIRMS (Fire Information for Resource Management System)

Door de interactie tussen natuur, menselijk gedrag en de effecten van klimaatverandering komen onbeheersbare grote branden wereldwijd steeds vaker voor.

Bosbranden zijn echter niet per definitie een slechte zaak. Integendeel, het is een cruciaal onderdeel van ecosystemen. ‘Het is zoals een lenteschoonmaak.’ Aan het woord is Stephen J. Pyne. De Amerikaan is archeoloog en geoloog van opleiding en heeft zijn levenswerk gemaakt van het bestrijden, het bestuderen, en het documenteren van de interactie tussen mens en ontbranding.

‘Een bosbrand is zoals een lenteschoonmaak’

Professor emeritus Stephen J. Pyne

Al 50 jaar speelt hij met vuur. In de jaren zestig en zeventig was hij brandweerman in de Grand Canyon. Daar leerde de cruciale rol van vuur in de natuur te respecteren. Later besloot de professor emeritus zijn academische werk met zijn passie te combineren.

35 boeken later is hij een van de meest gerespecteerde ‘vuurhistorici’ ter wereld. ‘Niet moeilijk, ik ben zowat de enige geloof ik’, lacht hij.

Doping voor bosbrand

‘Australië heeft altijd een vuurseizoen gehad, net als veel andere plaatsen in de wereld.’ Het probleem is volgens de professor emeritus dat die seizoenen steeds langer duren, en veel minder voorspelbaar zijn. Hij legt uit dat de bosbranden frequenter en verwoestender worden in de laatste 20 jaar.

‘Klimaatverandering werkt als doping voor die branden’, vertelt Pyne. Een warmere wereld betekent drogere vegetatie, die vatbaarder is voor vuur. Australië gaat gebukt onder een ernstige droogte, gecombineerd met een verschroeiende hittegolf. In zo’n omstandigheden kan wind een kleine vonk in een niets ontziende vuurzee blazen. De omvang en de intensiteit van de bosbranden in Australië zijn te wijten aan klimaatopwarming.

Maar de primaire oorzaak dat natuurlijke bosbranden wereldwijd onbeheersbaar en onvoorspelbaar geworden zijn is complex en paradoxaal. ‘Onze relatie met vuur is door de eeuwen heen compleet verwrongen geraakt’, legt de aimabele wetenschapper uit.

Professor emeritus Stephen J. Pyne

Lenteschoonmaak

Sinds de oudheid hadden primitieve volkeren een gezonde relatie met vuur. Ze begrepen de waarde van vuurzeeën om ecosystemen te resetten. Dat doen bosbranden al miljoenen jaren. Als je kleine natuurlijke bosbranden laat branden, vernietigen ze het droog materiaal dat zich anders ophoopt en een oncontroleerbaar wildvuur kan aanwakkeren. Dat bedoelt professor Pyne met de lenteschoonmaak.

‘De paradox is dat we nu zoveel verwoestende bosbranden zien omdat we het vuur uit de natuur hebben gehaald.’

Professor emeritus Stephen J. Pyne

De paradox is dat we nu zoveel verwoestende bosbranden zien omdat we het vuur uit de natuur hebben gehaald. Door de uitbreiding van steden en landbouwgebieden, door bosbranden in natuurgebieden te doven die aan een ‘lenteschoonmaak’ bezig waren.

‘Sinds de 19e eeuw worden kleine nuttige bosbranden wereldwijd bestreden. Dat is rampzalig beleid, waar we nu de gevolgen van zien’, aldus de pyro-expert.

Vuur zit in de genen van onze planeet. Zodra planten het land inpalmden, begonnen ze te branden. De mens heeft dat veranderd.

De helft van het probleem is dat we te veel slechte branden hebben: verwoestende bosbranden die gemeenschappen in de as leggen en mensenlevens eisen. De andere helft van het probleem is dat we niet genoeg nuttige branden hebben.

De juiste brand op de juiste plaats

En nu wordt het verhaal volledig te gek: Het is waar dat er dit jaar meer branden zijn dan vorige jaren, en dat een grotere oppervlakte in vlammen opgaat. Maar volgens professor Pyne hebben we nog veel meer branden nodig om de schadelijke effecten ervan weg te werken. ‘We moeten letterlijk vuur met vuur bestrijden.’

‘We moeten vuur met vuur bestrijden’

Professor emeritus Stephen J. Pyne

‘Het is een kwestie van het juiste type brand, op de juiste plaats’, legt de Amerikaan uit. ‘Veel kleine brandjes verspreid over het volledige droge seizoen, zoals de Aboriginals vroeger deden.’ Zo’n brandjes zijn niet schadelijk voor bomen, die kunnen blijven groeien. Als je die nuttige vuurtjes niet laat branden, dan ligt het woud aan het einde van het droge seizoen vol brandstof voor grote oncontroleerbare vlammenzeeën. Die verslinden de bomen wel, en sturen de opgeslagen koolstofdioxide onherroepelijk de atmosfeer in.

Pyroceen

Volgens de vuurhistoricus zijn we door menselijk toedoen onherroepelijk in het pyroceen belandt, de vuurtijd. Hetzelfde als de ijstijd, maar dan met vlammen. ‘In veel regio’s bepaalt het vuur momenteel het type vegetatie.’ In Centraal-Azië bijvoorbeeld hebben slecht beheer, oncontroleerbare branden en opwarming van de regio ervoor gezorgd dat het bos niet meer kan regenereren. In veel gebieden ziet men daardoor de steppe uitbreiden. ‘Woestijn- en steppevorming zijn het pyroceen-equivalent van de ijskappen tijdens het pleistoceen (ijstijd, red.)’, volgens de professor.

Wat zijn dan de globale gevolgen op lange termijn van de door de mens gecreëerde vuurtijd? ‘Plaatsen die nu verwoestende branden meemaken, zullen die vaker en intenser meemaken. Afgelegen gemeenschappen zullen het dus moeilijker krijgen.’ In het geval van Australië zullen sommige branden binnen de marge blijven van wat het woud aankan, beweert hij: ‘Sommige bossen zullen regenereren. In andere gebieden zal er onherstelbare schade toegebracht zijn aan het dierenbestand en aan de omgeving.’

‘We moeten onmiddellijk stoppen met het binge-branden van fossiele biomassa en nuttige vuurtjes in de natuur herintroduceren. Een pyroceen op volle kracht zal geen pretje zijn. We zullen ons Faustiaans pact met vuur moeten heronderhandelen.’

Meer