Loonkostenhandicap België tegenover buurlanden bedraagt 1,8 procent: discussie over afschaffing automatische loonindexering laait weer op

Volgens een tussentijds verslag van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) zou het Belgische loonkostenhandicap tegenover de buurlanden dit jaar uitkomen op 1,8 procent. “Het systeem van automatische loonindexering zoals we het nu kennen moet op de schop”, reageert Danny Van Assche, topman bij de zelfstandigenorganisatie UNIZO.

Waarom is dit belangrijk?

België is één van de weinige landen in de wereld waar de lonen automatisch worden aangepast aan de stijgende levensduurte. Dat zorgt er wel voor dat de arbeidskosten in ons land sneller stijgen dan in onze buurlanden. Daarom werd in 1996 de loonnormwet in het leven geroepen. De loonnorm (de maximale marge voor de loonkostenontwikkeling) wordt om de twee jaar vastgelegd en bepaalt hoeveel de loonkosten maximaal mogen stijgen. Het doel is om te vermijden dat de concurrentiekracht van de Belgische ondernemingen afneemt door te hoge loonkosten.

In het nieuws: De Belgische loonkostenhandicap tegenover onze buurlanden zou in 2024 uitkomen op 1,8 procent.

  • De loonkostenhandicap is gestegen van -0,6 procent in 2019 naar 0,9 procent in 2022 en 2,9 procent in 2023. Die forse toename is het gevolg van de torenhoge inflatie en de automatische loonindexering die daarmee gepaard ging.
  • Intussen zijn de lonen in onze buurlanden ook gestegen, waardoor de loonkostenhandicap dit jaar naar verwachting lager zal uitkomen in vergelijking met 2023.
  • Dit zal hoe dan ook een impact hebben op de loonevolutie de komende jaren. De loonnormwet bepaalt dat loonkostenhandicap gecorrigeerd moet worden. Die moet worden afgetrokken van de maximaal beschikbare marge voor de loonkostenontwikkeling in de jaren 2025-2026. Er moet ook een veiligheidsmarge van 0,5 procent van de marge af.

“Schaf automatische loonindexering af”

Details: Het verslag van de CRB blaast nieuw leven in de discussie over de automatische loonindexering. UNIZO ziet dat systeem liever verdwijnen.

  • “Vijf jaar geleden hadden we de loonkosthandicap weer onder controle, maar de voorbije jaren is hij terug ontspoord”, zegt Van Assche. “De Belgische lonen zijn tussen 1996 en 2024 1,8 procent sneller gestegen dan in de buurlanden. Dit bevestigt wat wij al lang zeggen, en er wordt niets aan gedaan. Dit is hoogst problematisch. Met ons huidig systeem van loonindexering zullen de buurlanden ons niet inhalen en bouwen we een permanente loonkosthandicap op die wellicht nog verder zal stijgen, deze keer met een handelsbalans die al negatief is.”
  • De topman wil dat er extra maatregelen worden genomen om het loonkostenhandicap weg te werken. “Het systeem van automatische loonindexering zoals we het nu kennen moet op de schop. Het koopkrachtriedeltje blijft niet opgaan. Om werknemers meer te laten overhouden, is er nood aan een fiscale hervorming“, klinkt het. “Maar stop met de kost via indexeringen door te schuiven naar ondernemers, want zij trekken het niet meer. Bij een nieuwe inflatieschok zitten we zo weer in een negatieve spiraal. De rendabiliteit staat onder druk en we prijzen onszelf uit de markt.”

“Gebruik van sjoemelsoftware om loonkostenhandicap te berekenen”

Reactie: De christelijke vakbond ACV gaat niet akkoord met de uitspraken van Van Assche.

  • De vakbond merkt op dat de werkelijke gemiddelde uurloonkost voor de ondernemingen een stuk lager is dan de uurloonkost die gebruikt wordt om de vergelijking met onze buurlanden te maken. “Met de loonsubsidies en een aantal kortingen op patronale SZ-bijdragen mag immers geen rekening gehouden worden.  Dit is de zogenaamde sjoemelsoftware”, klinkt het in een persbericht.
  • “De CRB berekent ook wat het werkelijke loonverschil is als loonsubsidies en RSZ kortingen wel in rekening worden gebracht. Die loonsubsidies en kortingen op SZ-bijdragen nemen alsmaar toe en bedragen volgens het CRB rapport momenteel 5,6 procent van de loonmassa. Dat is 20 maal meer dan in Duitsland (0,24%) en 5 maal meer dan in Frankrijk (1.22%) of Nederland (1,01%)”, voegt de vakbond eraan toe. “Als dit in rekening wordt gebracht dan blijkt dat de gemiddelde Belgische uurloonkost in 2022 3.8 procent lager ligt dan de gemiddelde uurloonkost van de buurlanden.”
  • Voorts zegt het ACV dat er ook naar de productiviteit moet gekeken worden om een eerlijke vergelijking te maken. “Een Belgische werknemer is immers een stuk productiever dan zijn collega uit Duitsland, Nederland of Frankrijk. Als we de uurloonkost in verhouding bekijken met de productiviteit per uur, dan blijkt een Belgische werknemer 2,8 procent ‘goedkoper’ te zijn dan zijn buitenlandse collega, ondanks een hogere Belgische uurloonkost”, aldus de christelijke vakbond.

Wil je op de hoogte blijven van alles wat er zich afspeelt in de financiële wereld? Niels Saelens, een journalist met een passie voor financiën, volgt alles op de voet op. Via deze link kan je je inschrijven op zijn dagelijkse nieuwsbrief.


Meer