In Frankrijk verloor premier François Bayrou de vertrouwensstemming in het parlement, met het aftreden van zijn regering tot gevolg, na slechts negen maanden. Het land verkeert opnieuw in een politieke crisis.
Voor alle belangrijke economieën in de eurozone werden overheidsleningen duurder de laatste tijd. De Duitse 30-jaarsrente staat op het hoogste niveau sinds 2011, en ook Italië, Frankrijk, Nederland en Spanje voelen de druk. De situatie is echter bijzonder ernstig in Frankrijk, waar de overheidsuitgaven zijn gestegen tot maar liefst 58 procent van het bbp, terwijl de belastingdruk op werknemers nu 47 procent bedraagt, een van de hoogste niveaus in de OESO.
Ondanks deze enorme inkomsten voor de Franse regering zal het begrotingstekort dit jaar naar verwachting 5,7 procent van het bbp bedragen. Eerder dit jaar besloot ratingbureau Standard & Poor’s de kredietwaardigheid van Frankrijk op AA- te handhaven, maar met een negatief vooruitzicht.
Net voor de val van zijn regering stelde Bayrou dat de Franse schuld is opgebouwd om het “comfort van de babyboomers” te garanderen ten koste van de volgende generatie. Eveneens stelde hij: “De gewone uitgaven van het land, de uitgaven voor ons dagelijks leven, voor openbare diensten, voor pensioenen, voor de sociale zekerheid, we zijn gewend geraakt om die op krediet te financieren.”
De Franse President Emmanuel Macron en zijn bondgenoten kunnen niet terugblikken op een geslaagd bilan. Zowat de helft van de Franse schuld die onder zijn presidentschap is opgebouwd, kan worden toegeschreven aan de pensioenlast. In het afgelopen decennium is de Franse overheidsschuld ook gestegen van 90 naar 120 procent van het bbp, terwijl het gemiddelde in de eurozone relatief stabiel is gebleven, rond 90 procent. Frankrijk heeft sinds 1974 geen begroting in evenwicht meer gehad, maar de afgelopen jaren is het begrotingstekort nog verslechterd, in tegenstelling tot dat van Italië. Als gevolg daarvan is het rendementsverschil tussen Franse en Italiaanse 10-jarige obligaties afgenomen tot het laagste niveau sinds 2005, met verminderd investeringsvertrouwen tot gevolg.
De Franse minister van Financiën, Eric Lombard, waarschuwde onlangs ook dat hulp vragen bij het IMF voor Frankrijk “een risico is dat voor ons ligt”, gezien de snel stijgende staatsschuld. Het kan een strategie zijn om de voorgestelde maatregelen van de regering-Bayrou te verkopen, maar zelfsals deze maatregelen zouden worden aangenomen, zou het begrotingstekort van Frankrijk slechts dalen van 5,4% van het bbp in 2025 tot 4,6% in 2026. Dat is niet enkel in strijd met de EU-regels inzake begrotingstekorten, maar helpt ook te weinig om te voorkomen dat de Franse overheidsschuld uit de hand loopt.
Na de val van Bayrou kan er nu wel eens een linkse Premier aan de macht komen, die zal inzetten op hogere belastingen. Nu reeds behoort de belastingdruk in Frankrijk echter tot de hoogste in Europa.
Duitsland
Misschien hoopt de Franse politieke klasse op een zoveelste rondje indirecte overheidsfinanciering door de Europese Centrale Bank, maar dat is dan wel buiten de situatie in Duitsland gerekend. Eind vorige maand verklaarde de Duitse Kanselier Friedrich Merz op een conferentie van zijn christendemocratische partij CDU onomwonden dat “de verzorgingsstaat die we vandaag hebben, niet langer kan worden gefinancierd met wat we in de economie produceren”. Volgens de Wall Street Journal verwoordde hij daarmee “het onbespreekbare”, een “taboe in moderne westerse democratieën: toegeven dat de omvang van de moderne verzorgingsstaat niet langer betaalbaar is”.
Merz riep daarmee op tot een “fundamentele herziening” van het uitkeringsstelsel, iets wat onmiddellijk kritiek uitlokte van zijn sociaal-democratische coalitiepartner SPD.
De Duitse sociale uitgaven bereikten in 2024 een recordhoogte van 47 miljard euro en zullen naar verwachting in 2025 verder stijgen, terwijl de Duitse economie, ooit de motor van de eurozone, zwaar sputtert. Het bbp is in 2023 met 0,3 procent en in 2024 met 0,2 procent gekrompen, na het mislukken van grootschalige experimenten met energievoorziening en het einde van de goedkope Russische gasleveringen.
Ondertussen in België
In België zijn de belastingen nog hoger dan in Frankrijk. In geen enkel ander OESO-land is de belastingdruk voor werkende alleenstaanden zonder kinderen zo hoog als in België, waar meer dan 50% van het brutoloon door de staat wordt afgeroomd, volgens de OESO. Duitsland staat op de tweede plaats, met 47,9 procent, gevolgd door Oostenrijk, Frankrijk en Italië. In Nederland bedraagt dit cijfer slechts 35,1 procent, wat suggereert dat het mogelijk is om een verzorgingsstaat te hebben zonder een verpletterende belastingdruk.
Om de belastingen te kunnen verlagen en economische groei te genereren, zijn echter politiek pijnlijke hervormingen nodig. In het geval van België betekent dit dat er hervormingen moeten worden doorgevoerd in de sociale zekerheidsbegroting. Die komt nu eindelijk in het vizier, nadat cijfers van het Planbureau aantonen dat het begrotingstekort niet afneemt, ondanks de reeds genomen maatregelen van de nieuwe regering.
De Belgische uitgaven voor gezondheidszorg, uitgedrukt in percentage van het bbp, zijn sinds het begin van de jaren zeventig effectief verdubbeld, van ongeveer 4 procent van het bbp toen tot ongeveer 8 procent vandaag. Deze stijging is veel groter dan voor andere sociale uitgaven.
Het Belgische gezondheidszorgstelsel heeft een goede reputatie, maar verkeert in ernstige financiële moeilijkheden. Om dit aan te pakken, streeft de federale minister van Volksgezondheid, Frank Vandenbroucke, een socialist, naar meer staatscontrole op de werking ervan, om er tegelijk ook meer geld in te blijven pompen.
Tijdens de vorige regeerperiode heeft hij onderhandeld dat de uitgaven voor gezondheidszorg met gemiddeld 2,5 procent boven de inflatie mogen stijgen, de zogenaamde “groeinorm”. “De huidige regering zal de groeinorm een stukje verlagen en extra besparingen doorvoeren”, aldus Pedro Facon, adjunct-administrateur-generaal van het Riziv. “Daardoor zou de uitgavenstijging over de hele legislatuur beperkt moeten blijven tot een gecumuleerde 4 miljard euro boven op de inflatie”, stelt hij.
De vraag is of dit houdbaar is, aangezien de Belgische federale en regionale overheden voor zowel dit jaar als volgend jaar op weg zijn naar een gezamenlijk begrotingstekort van 35 miljard euro, wat neerkomt op bijna 6 procent van het bbp van 570 miljard euro. Extra defensie-uitgaven en de rentelast op de overheidsschuld van 106 procent van het bbp vormen hierbij grote uitdagingen.
De rol van Vandenbroucke
Het is maar de vraag of Frank Vandenbroucke de juiste man is om hervormingen binnen onze sociale zekerheid door te voeren. Aan de ene kant staat hij op de rem voor een indexering van het remgeld voor consultaties bij zowel huisartsen als specialisten, nadat hij lange tijd ook tegen een verhoging van het remgeld was om overconsumptie van bepaalde geneesmiddelen tegen te gaan.
Aan de andere kant wil hij bijzonder fors ingrijpen in de verloning van artsen. Hij stelde in juni voor om een maximum van 125 procent ereloonsupplementen in te voeren in de ziekenhuizen. Dit soort extra’s, die artsen boven op hun vaste tarieven kunnen vragen, bijvoorbeeld als een patiënt in het ziekenhuis voor een eenpersoonskamer kiest, zorgen echter wel mee voor de financiering van de Belgische ziekenhuizen, die nogal krap bij kas zitten, om het zacht uit te drukken. Mede als gevolg hiervan kwam er een bijzonder forse tegenreactie, waarbij een ongeziene alliantie van artsen, mutualiteiten en ziekenhuizen zich kantte tegen het ontwerp kaderwet van Vandenbroucke, en hem daarbij expliciet opriepen “om het overlegmodel te respecteren”.
Daarbij stelden ze: “We zijn bezorgd over de wijze waarop dergelijke hervormingen tot stand komen. In een sneltreinvaart worden zij uitgewerkt, zonder grondig voorafgaand debat en los van de bestaande overlegstructuren. Wie een fundamenteel stuk van het zorgmodel hervormt, kan dat enkel samen met de mensen op het terrein.” Zeker het feit dat ook de mutualiteiten – zelf toch de facto deel van het overheidssysteem – deze kritiek deelden spreekt boekdelen over het radicalisme van Vandenbroucke.
De pogingen van de socialist om de greep van de overheid over de gezondheidszorg te versterken leidden ook tot een grote artsenstaking begin juli. In het bijzonder klaagden artsenvertegenwoordigers aan dat de voorgestelde kaderwet hem de macht geeft om het RIZIV-nummer van een arts in te trekken, en de overheid inzage geeft in medische dossiers om te controleren of artsen de richtlijnen naleven. Patrick Emonts, voorzitter van de grootste artsenvakbond, BVAS- ABSyM, stelde ronduit dat de plannen van Vandenbroucke ”ons naar een autoritair systeem leiden”. Het dwong de minister om zijn plannen te herbekijken, ook na kritiek van de linkse coalitiepartner Les Engagés.
De episode toont alvast aan hoe de overheid en zeker bepaalde linkse politici als antwoord op jarenlange uitgavenontsporingen binnen de welvaartsstaat maar één antwoord kennen: meer controle, en meer centrale planning. De crisis van West-Europese welvaartstaten bedreigt niet enkel de financiële welvaart, maar ook de vrijheid.

