Komedie loont niet

De Vlaamse theater-, film- en tv-acteurs, die meestal dezelfden zijn, hangen aan de alarmbel. Ze verdienen te weinig en hebben te weinig werkzekerheid. Hier in het openbaar over klagen, is het domste wat ze kunnen doen. Ze ondergraven daarmee hun professionele geloofwaardigheid. Bovendien zijn het toch creatievelingen? Misschien kunnen ze op zoek naar enige ondernemerscreativiteit?

De Vlaamse acteursgilde telt zo’n 500 leden. Een groot deel werkt in de anonimiteit van theaterproducties. Sommige coryfeeën zijn dankzij speelfilms en tv-series wereldberoemd in Vlaanderen. De meesten schnabbelen met voice-overs, presentatiewerk, regie in het amateurcircuit, of zelfs helemaal buiten hun sector. Overleven is de boodschap.

Fooien

Dat een acteursdiploma geen garantie op een lucratieve carrière biedt, is duidelijk. Geen enkel diploma garandeert dat vandaag nog. Zelfs voor een burgerlijk ingenieur spelen factoren zoals persoonlijkheid, empathisch vermogen, teamgeest, networking, ondernemingsdrang, enz”¦ een minstens even grote rol als zijn opleiding alleen. Ze maken zelfs een stukje deel uit van zijn opleiding. De tijd dat een titel volstond, is voorbij. Het probleem van de Vlaamse acteurs is echter niet exclusief. In Hollywood bestaat nagenoeg 90% van het horecapersoneel uit getalenteerde en gediplomeerde acteurs die in afwachting van een rol, het met een fooi moeten stellen. Sommigen blijven hun hele leven met een wit schortje rondlopen. In Vlaanderen wordt echter al 40 jaar gewerkt aan het verbeteren van de sociale toestand voor mensen uit de ontspanningssector. Alle ministers van Cultuur hebben eraan gesleuteld, maar geen enkele kwam met een sluitende oplossing.

Schnabbels

Als een icoon zoals Vic De Wachter, die ik als mens en als acteur bijzonder waardeer, beweert dat het vroeger beter was, dan durf ik dat toch te betwijfelen. Akkoord, vroeger bestonden er vaste theatergezelschappen zoals KNS, KVS, NTG en het Dramatisch Gezelschap van de VRT. Daar waren de acteurs in loondienst en werden betaald volgens ‘plan’. Er waren de eersteplansacteurs, de tweedeplans, de derdeplans en de figuranten. Hun aantal was echter zeer beperkt en in verhouding tot de werkuren en de inspanningen, waren ze onderbetaald. Een man zoals wijlen Jan Reusens, leefde nagenoeg permanent in armoede en moest om de haverklap bij vrienden geld gaan lenen om de maand door te komen. Heel wat andere acteurs hadden een bijverdienste als leraar Woord in een conservatorium, Mandus De Vos en Ugo Prinsen waren jaren lang studiemeester in een middelbare school. Wie niet bij een vast gezelschap zat, kon het schudden.

Zwartwerk bevorderend

Rika De Backer was de eerste minister van Cultuur die het probleem aanpakte. Zij zorgde voor een regeling dat bühneartiesten konden stempelen en de dagen dat ze betaald werden, een kruisje op hun stempelkaart zetten. Dat werd dan verrekend. Het was een eerste stap, maar loste weinig op als je niet of onvoldoende aan de bak kwam. Het Theaterdecreet moest dit oplossen. Artiesten moesten van dan af in loondienst werken, eventueel met contracten van beperkte duur. Dat werd helemaal een fiasco. Het antwoord van de sector was: nog meer zwart werk! Logisch, de buikspreker op het Sinterklaasfeestje van de lokale voetbalclub zou voor de dag van zijn prestatie, op de loonlijst moeten staan! Meestal had de club niet eens een loonlijst, laat staan dat ze wist wat een sociaal secretariaat was! Trad een clown op tijdens het personeelsfeest van een groot bedrijf, was dat iets gemakkelijker. Maar niemand kon zeggen of hij dan arbeider of bediende was. Bovendien ontstond een perverse situatie: zelfs als zijn contract maar voor 1 dag gold, dan moest hij toch ook betaald worden voor alle feestdagen in die maand. In de maanden mei en december liep zo’n rekening meteen op. De artiesten waren zelf ook niet onschuldig: ze waren gewoon om een bedrag te vragen voor hun prestatie en factureerden als zelfstandigen. Plotseling werden ze loontrekkende, maar ze vonden dat hun nettoloon even hoog moest zijn als het bedrag dat ze voordien vroegen”¦ Het gemakkelijkste voor beide partijen was zwart geld onder de tafel te schuiven.

Gratis reclame

Artiesten met veel werk, richtten een vzw of een bvba op en gingen daar in dienst. Die organisatie stuurde hen dan uit als uitzendkracht. Er ontstonden oeverloze discussies tussen RVA, RIZIV, enz”¦ want er waren geen sluitende afspraken en elke dienst kon ze naar eigen goeddunken interpreteren. Met de komst van VTM ontstonden er zelfstandige productiehuizen. Die wilden hun vaste kosten zoveel mogelijk beperken en zo weinig mogelijk personeel in eigen dienst hebben. Elke acteur stichtte bijgevolg zijn eigen eenpersoonsbedrijfje. De wildgroei was niet te overzien. Door de toenemende mogelijkheden, werd de werkgever ook veeleisender. Sommige artiesten werden zelfs bitter weinig of soms gewoon niet betaald omdat de zender hun opdracht beschouwde als gratis reclame. Zij konden dan dankzij hun schermbekendheid bij de opening van winkels lintjes gaan knippen, waarvoor ze dan wel betaald werden”¦ Er zijn hele families die jaren geleefd hebben van ‘actes de présence’!…

Discriminatie

Het Artiestenstatuut moest alles oplossen. In de sociale zekerheid bestaan er echter maar drie statuten: werknemer, ambtenaar of zelfstandige. Het kunstenaarsstatuut is dus geen echt statuut, maar een doekje voor het bloeden dat de pijn wat moet verzachten. Alle scheppende en uitvoerende kunstenaars kunnen er een beroep op doen, maar ze moeten hun activiteiten dan wel in tijdelijke loondienst uitoefenen. Als zelfstandigen genieten ze geen voordeel. In praktijk komt het erop neer, dat ze op de werkloze dagen toch een uitkering krijgen. Terug naar de tijd van Rika De Backer met kruisjes op de stempelkaart? De vraag kan terecht gesteld worden waarom zelfverklaarde kunstenaars een aparte regeling binnen hun sociaal statuut moeten krijgen, terwijl bijvoorbeeld freelance journalisten of loonwerkers in de landbouw (toch ook cultuur, zij het dan agricultuur) dat niet hebben. Een discriminatie, die tegen de Europese regelgeving ongetwijfeld niet overeind zal blijven.

Een les economie

De acteurs klagen ook dat ze geen volgrecht krijgen. Afleveringen van De Kampioenen worden tot in den treure uitgezonden, maar de acteurs worden er geen eurocent beter van. Logisch eigenlijk, ze werden al in loondienst voluit betaald voor hun prestatie en namen geen enkel risico in het succes of de flop van de reeks. Bovendien wisten ze dat vooraf toen ze hun contract tekenden. Ze hadden beter kunnen onderhandelen of de voorwaarden (en de rol) weigeren. De man die een auto assembleert, krijgt toch ook geen bonus als die wagen tweedehands wordt doorverkocht. Dat het beroep van acteur, zanger of variétéartiest voor de meesten geen vetpot betekent, is duidelijk. Maar is dit de schuld van de gemeenschap of van de markt enerzijds, of van henzelf anderzijds? Als zij ervoor kiezen van hun hobby een beroep te maken of trachten een inkomen te verwerven uit huisvlijt, mag toch verwacht worden dat ze eerst een kleine marktstudie doen om na te gaan of er voldoende vraag is naar hun prestaties en hoe de gangbare vergoeding daarvoor is. Het zou niet slecht zijn om getalenteerde jonge mensen in studio’s en conservatoria ook het vak economie te onderwijzen.

Out of the box

Ik vind het bijzonder jammer dat een groot acteur zoals Vic De Wachter van 1200 euro per maand moet leven. Maar dat bedrag komt overeen met het pensioen van elke zelfstandige die 45 jaar à 70 uur per week heeft gewerkt en elke dag zijn hele hebben en houden op het spel zette. Als acteurs hun situatie willen verbeteren, moeten ze geen persconferentie geven en hun problemen in het openbaar brengen. Daarmee ondergraven ze de geloofwaardigheid van hun personages. Welke acteur wordt nog geloofd, als hij zich in het werkelijke leven als een armoezaaier presenteert, maar op het scherm een stinkend rijke bedrijfsleider moet uitbeelden? Moeten ze dan maar lijdzaam ondergaan? Neen, er zijn andere mogelijkheden. Verenigd in een gilde met 500 aangesloten leden, moet het mogelijk zijn om van opdrachtgevers zoals tv-stations, betere contracten af te dwingen, desnoods door rollen te weigeren. Maar wie durft dit risico aan, terwijl er elk jaar enkele tientallen jonge wolven afstuderen en desnoods zouden bijbetalen voor een televisierolletje? Maar acteurs zijn toch creatievelingen die ook out-of-the-box zouden kunnen denken, bijvoorbeeld door zelf producties op te zetten en enige ondernemingsgeest te vertonen, of door deeltijds andere activiteiten uit te oefenen. Het publiek zal dan wel oordelen voor wie het wil betalen. Een sector waar te weinig vraag naar is of waarvoor potentiële klanten onvoldoende willen betalen, moet niet door de hele gemeenschap in leven worden gehouden.

Luc van Balberghe Deze opinie vertolkt enkel de opinie van de auteur en verscheen eerst op De Bron

Meer