Sinds de ECB-vergadering van vorige donderdag stijgt de rente op Italiaanse staatsobligaties beduidend sneller dan de Duitse rente, wat erop wijst dat beleggers vertrouwen verliezen in de houdbaarheid van de Italiaanse staatsfinanciën. Dat doet onvermijdelijk terugdenken aan de eurocrisis van ruim tien jaar geleden.
- De Italiaanse rente stond rond drie uur deze namiddag op 3,92 procent, tegenover 1,58 procent voor de Duitse. Dat betekent dat het Italiaans-Duitse renteverschil, ook wel spread genoemd, intussen op ongeveer 234 basispunten uitkomt.
- Zo’n hoge spread is niet meer gezien sinds eind 2013. Vorige woensdag bleef de spread nog beperkt tot 200 basispunten en een jaar geleden was dat renteverschil zelfs minder dan 100 punten.
- Het Duitse staatspapier wordt traditioneel gezien als het veiligste van de eurozone en hoeft dus maar een kleine rente aan te bieden om obligatiebeleggers te lokken. Het wijder worden van het Italiaans-Duitse renteverschil kan als een motie van wantrouwen richting de Italiaanse staatsfinanciën gezien worden. Hoe groter de spread, hoe groter de “risicopremie” die obligatiebeleggers eisen vooraleer ze in Italiaans papier willen stappen.
- Ook het Spaans-Duitse renteverschil is de voorbije 2,5 handelsdagen overigens opgelopen, tot ongeveer 135 punten (2,93 procent voor Spaans overheidspapier tegenover 1,58 procent voor Duits papier).
- Dat doet de vrees toenemen voor fragmentatie van de eurozone, waarbij beleggers een onderscheid gaan maken tussen de zwakke eurolanden (Zuid-Europa) en de sterke leden van de club (zoals Duitsland en Nederland. België zit wat op de wip, maar wordt in crisistijden doorgaans bij de Club Med-landen gerekend, wegens de hoge Belgische staatsschuld.
- De Europese Centrale Bank wil koste wat kost die fragmentatie vermijden en kondigde vorige week een mogelijke finetuning van haar obligatie-aankopen aan. Door bijvoorbeeld minder Duits papier en meer Italiaans papier te kopen, kan Frankfurt Italië een steuntje in de rug geven zonder daarvoor netto meer obligatie-aankopen uit te voeren.
“Whatever it takes”
- Met voormalig ECB-voorzitter Mario Draghi heeft Italië wel de geknipte man als premier in huis om obligatiebeleggers gerust te stellen. Maar dat kan je ook omgekeerd bekijken: zelfs Draghi – met zijn technocratisch bankiersprofiel – heeft niet kunnen vermijden dat het Italiaans-Duitse renteverschil weer fors toeneemt.
- Diezelfde Draghi was tijdens de eurocrisis de man van de legendarische “Whatever it takes”-speech, waarbij hij als ECB-voorzitter in juli 2012 benadrukte dat de centrale bank alles (wat binnen haar mandaat mogelijk is) uit de kast zal halen om de euro te behouden.
- Hoofdeconoom Robin Brooks van de denktank IIF wijst erop dat de spreads van Italië – net als die van Spanje – de pieken van twee eerdere crisismomenten, maart 2020 en mei 2018, benaderen, maar nog lang niet de recordniveaus van het Whatever it takes-moment bereiken. Volgens hem is er eerder sprake van een “herprijzing” van de risico’s, dan van een echte fragmentatie van de eurozone.
- Maar er is ook een strekking in de financiële markten die de recente koersbewegingen nog maar als het begin van een nieuwe crisis voor de Europese muntunie zien.