Is er hoop voor de Westelijke Balkan?

In een opiniestuk voor Politico drukt de Albanese Eerste Minister Edi Rama zijn ontgoocheling uit over hoe de landen van de “Westelijke Balkan”, die nog steeds geen lid zijn van de EU, worden behandeld. Hij stelt: “achttien jaar geleden, op een topontmoeting in 2003 (…) werd ons gezegd dat ‘de toekomst van de Balkan in de EU lag’ (…) Zulke toppen werden elk jaar georganiseerd en dezelfde uitspraken werden herhaald.”

Rama erkent dat “het vooruitzicht op uitbreiding [van de EU] misschien tijdelijk moet worden bevroren”, gezien de “interne verschilpunten” hierover, maar hij suggereert dat de EU als alternatief extra “economische steun” kan bieden, bovenop de huidige “pre-toetredingsfondsen” dus.

Of meer geld geven de oplossing is, is maar de vraag, gezien de vaak problematische manier waarop overheidsfondsen in deze regio worden besteed.  

Hierbovenop doet Rama echter een interessant voorstel. Hij roept de EU op om het zogenaamdeOpen Balkan-initiatief” te steunen. Dat voorziet in het afbouwen van interne handelsbarrieres en bureaucratische rompslomp om te reizen tussen de landen. Tot dusver zijn Servië, Noord-Macedonië en Albanië hier voorstander van. Volgens Rama “hopen we in januari 2022 te starten met het vrije verkeer van goederen en in januari 2023 met het openstellen van onze grenzen. En het spreekt vanzelf dat Open Balkan openstaat voor alle landen van de Westelijke Balkan.”

Dat laatste blijkt echter heikel. De drie andere Balkanlanden die nog geen EU-lidstaat zijn – Bosnië-Herzegovina, Montenegro en Kosovo – zijn minder happig. Die laatste twee aarzelen omdat zij vrezen dat het project neerkomt op een soort van “Groot Servië”. 

Misschien is dat de reden waarom de EU het idee tot dusver niet promoot, maar dat is jammer. Het afschaffen van de paspoortbureaucratie en het beëindigen van de gruwelijke vertragingen aan de grenzen – onlangs nog aanleiding tot een nieuwe ruzie tussen Servië en Kosovo – tussen landen met een trieste geschiedenis van wederzijdse conflicten is een fantastisch idee, zeker wanneer sommige van deze landen zelf het initiatief nemen. 

De Europese Vrijhandelsassociatie (EVA)

Hierbovenop zou het ook een goed idee kunnen zijn om de zes Westerse Balkanlanden te laten toetreden tot de “Europese Vrijhandelsassociatie” (EVA), die voor ze lid werden de wachtkamer was voor het Verenigd Koninkrijk, Scandinavische landen en Oostenrijk. 

Het eerste doel van de EVA was de liberalisering van de handel tussen haar lidstaten. In 1972 onderhandelde elke EVA-Staat met de Europese Economische Gemeenschap (EEG) over bilaterale vrijhandelsovereenkomsten. Momenteel hebben de EVA-landen samen 29 vrijhandelsovereenkomsten die van kracht zijn of nog moeten worden geratificeerd met 40 partnerlanden (buiten Europa).

Zoals de EFTA op haar website uitlegt, is dit echt een los platform dat uitsluitend bedoeld is om vrijhandel te bevorderen:

De EVA beoogt geen politieke integratie. Zij vaardigt geen wetgeving uit, noch brengt zij een douane-unie tot stand.”

Op dit moment zijn enkel Zwitserland en de drie niet-EU landen die behoren tot de Europese interne markt- of “Europese Economische Ruimte” (Noorwegen, Ijsland en Liechtenstein) lid van de EVA. Daarbovenop zou het mooi zijn om het Verenigd Koninkrijk te zien toetreden. Voor de Britten zou het een manier zijn om de economische banden met het Europese vasteland aan te halen, zonder al dat verlies aan soevereiniteit, wat gepaard gaat met EU-lidmaatschap. 

Voor de Westerse Balkanlanden zou het aantrekkelijk zijn om samen het VK in een politieke club te zitten die zich richt op het bevorderen van vrijhandel, gezien het geopolitieke gewicht van het VK. Het zou de ontgoocheling over het gemis aan toetreding tot de EU – waar binnen de EU nu eenmaal te weinig democratisch draagvlak voor bestaat – te verzachten. Geopolitieke rivalen zoals Rusland, Turkije en China zouden op die manier minder aantrekkelijk worden voor die landen uit de “weke onderbuik” van Europa, waar het gevaar op conflicten jammer genoeg nooit ver weg is. Denk maar aan NAVO-lid Montenegro. Het is allicht het meest veelbelovende van de “Balkan zes”, maar toch heeft het nu problemen om een lening van 1 miljard USD bij China terug te betalen.

Waarom zouden de huidige EVA-leden zo’n grondige aanpassing van EVA toejuichen? De voordelen zijn evident. 

Voor Zwitserland zou het een goede zaak zijn om via de EVA gemeenschappelijk te kunnen onderhandelen met de EU. Enkele maanden geleden liepen de onderhandelingen met de EU over een verdieping van de handelsrelatie volledig vast op onredelijke eis van de EU om de Zwitsers te onderwerpen aan het gezag van de eigen hoogste rechtbank, het EU-Hof in Luxemburg.

Ook voor Noorwegen, IJsland en Liechtenstein zou het een verbetering kunnen zijn. Die drie landen hebben in tegenstelling tot Zwitserland immers volledige toegang tot de Europese interne markt, maar moeten in ruil hiervoor wel alle relevante EU-regels en standaarden overnemen. De huidige secretaris-generaal van de NAVO, de Noorse politicus Jens Stoltenberg, noemde zijn eigen land om die reden ooit een “fax-democratie”.

De nieuwe linkse regering in Noorwegen is een stuk eurosceptischer dan de vorige en indien het VK zou toetreden tot EVA, ontstaat er een handelsblok in Europa om de al te verregaande eisen van eurocraten te counteren om enkel handel toe te staan in ruil voor het overnemen van EU-regelgeving of in ruil voor het aanvaarden van het gezag van het hoogste EU-gerecht. De club dan maar meteen gebruik om op zijn minst de Westerse Balkan sterker in de Europese economie te integreren is dan mooi meegenomen. Evident zal het echter niet zijn. 

Smokkel

Eén van de redenen waarom de toenadering met de landen van de Westerse Balkan stopt, is dat die landen de draaischijf vormen voor smokkel en allerlei ongure zaakjes. Voormalig Minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA), nu Europees Parlementslid, reageerde als volgt op een oproep door het Sloveens EU-voorzitterschap voor EU-uitbreiding naar de Westelijke Balkan:

“Dan moet er ook eens gesproken worden over groeiende rol van westelijke Balkan in drugstrafiek.  Niet enkel in producten, maar ook aanleveren van grondstoffen aan bvb. Columbia en Afghanistan voor productie synthetische drugs.  Weinig bekend, en daarom gaan we dit nader bekijken.”

Onlangs nam de New York Times het probleem van de tabaksmokkel onder de loep en merkte op dat in Montenegro “onderzoekers en journalisten werden vermoord toen zij probeerden smokkelaars te ontmaskeren. Nu treedt het land hard op tegen handelsstromen die het ooit beschermde”. De krant merkt voorts op dat de illegale sigarettenhandel “met de heimelijke zegen van de Verenigde Staten sinds de Balkanoorlogen van de jaren negentig een belangrijke industrie voor Montenegro is”.

Pas in juli kondigde de regering van Montenegro een verbod aan op de opslag van sigaretten in de “free zone” van de Adriatische haven van Bar. Dit als reactie op een kritisch EU-rapport waarin de 1,7 miljoen sigaretten die de regering in het voorgaande jaar in beslag had genomen als “onvoldoende” werden beschouwd, terwijl Balkan Insight Montenegro in 2019 beschreef als “de spil van een wereldwijde zwendel van tabakssmokkel”.

De wereldwijde illegale handel in tabak is volgens de Wereldbank goed voor naar schatting 40 tot 50 miljard Amerikaanse dollar per jaar, en gaat in stijgende lijn. De pandemie leidde tot meer illegale handel in sigaretten, waardoor meer rokers overstapten op – goedkopere, onbelaste – illegale producten. Daar komt nog bij dat de hogere taksen die hier en daar werden ingevoerd smokkel nog aantrekkelijker maakten. Zowel smokkel als belastingen stimuleren de illegale markt. Volgens schattingen groeit de illegale handel gemiddeld met 7% wanneer sigaretten 10% duurder worden in verhouding met inkomens.

Dit soort criminele activiteiten ontwrichten niet enkel de legitieme economie, maar vormen een gevaar voor de volksgezondheid, omdat de illegale producten niet de juiste kwaliteitscontroles hebben. Zolang dit soort zaken niet terdege wordt aangepakt, is de kans klein dat de EU-lidstaten meer open zullen staan voor het EU-lidmaatschap. Het toont echter ook aan dat de problemen in de regio ook een invloed hebben op de EU. Daarom is het belangrijk dat de EU met alternatieven komt om de regio te helpen stabiliseren, ook al is EU-lidmaatschap dan niet realistisch.   

Meer