Tijdens de Middeleeuwen bleek de rijke klasse de minst gezonde levensstijl geadopteerd te hebben. Dat is de conclusie van een onderzoek van wetenschappers aan de Syddansk Universitet in de Deense stad Odense op basis van archeologische opgravingen, waarbij meer dan tweehonderd skeletten op zes oude begraafplaatsen in Denemarken en Duitsland werden bestudeerd.
Daarbij is volgens de onderzoekers aan het licht gekomen dat rijkdom tijdens de Middeleeuwen niet alleen voordelen te bieden had. Onder meer moest worden vastgesteld dat de elitaire klasse tijdens die periode intenser aan het toxische metaal lood werd blootgesteld dan de arme bevolkingscategorieën.
Glazuur
“In de Middeleeuwen kon alleen de rijke stadsbevolking zich sierlijk gekleurde glazen drinkbekers en eetborden veroorloven,” benadrukt onderzoeksleider Kaare Lund Rasmussen, professor scheikunde aan de Syddansk Universitet. “Die beglazing werd echter gefabriceerd met lood, dat bij de consumptie van zure voedingsmiddelen zijn weg in het menselijk lichaam vond.”
“Dat bleek uit een chemisch onderzoek van de skeletten. Lood is een zwaar metaal en kan tot vergiftiging leiden. In de Middeleeuwen was het voor de rijke klasse of de stadsbevolking bijna onmogelijk om loodconsumptie te vermijden. Mogelijk nog erger was dat de blootstelling aan lood een negatieve impact heeft op de intelligentie van kinderen.”
“Er kon bij de skeletten echt een groot verschil in loodniveau’s worden geregistreerd,” zegt professor Rasmussen. “Het loodgehalte bleek in belangrijke mate afhankelijk van de woonplaats. In de beenderen van de plattelandsbevolking kon bijna geen lood worden teruggevonden, terwijl bij stadsmensen vaak hoge waarden van het toxische metaal dienden te worden geregistreerd.”
“Tijdens de Middeleeuwen hielden de rijke burgers zich dan ook vooral op in de steden, terwijl de arme bevolking op het platteland leefde. Alleen de rijken konden het zich veroorloven om hun maaltijd en drank te laten serveren in geglazuurd aardewerk, de belangrijkste bron van loodvergiftiging.”
Drinkwater
“In de Middeleeuwen werd loodoxide gebruikt om aardewerk van een laag glazuur te voorzien,” motiveert de onderzoeker het gebruik van het materiaal. “Dankzij het glazuur was het gemakkelijker om potten en bekers te reinigen, terwijl het materiaal ook een mooie blinkende indruk maakte. Er was dan ook begrijpelijk veel vraag naar deze producten.”
“Wanneer er echter zoute en zure voedingsmiddelen in het aardewerk werd bewaard, begon het glazuur gedeeltelijk op te lossen en in de eetwaren en drank te lekken. Op het platteland werd geglazuurd aardewerk daarentegen minder vaak gebruikt en was het zelfs voor vermogende bewoners minder gemakkelijk beschikbaar.”
Op het platteland diende daarom op ongeglazuurd aardewerk beroep gedaan te worden. “Op die manier slaagde de landelijke bevolking er onbewust in om zich tegen de blootstelling aan het giftige lood te beschermen,” merkt professor Rasmussen op. “Geglazuurd aardewerk was in de steden trouwens niet de enige bron van lood.”
“Er waren immers ook nog muntstukken waarin lood was verwerkt, terwijl ook de ramen met het materiaal waren versterkt en de daken van belangrijke gebouwen met loden tegels werden beschermd. Drinkwater was echter vaak afkomstig van de afvoer van regenwater op de daken, waardoor de loodconsumptie nog zou kunnen zijn opgedreven.” (mah)