IJsland: de koude weg

Het fantastische IJsland is zo populair dat steeds meer reizigers de zomerdrukte vermijden en op tocht gaan tijdens de gure wintermaanden. Of het weer mee- of tegenwerkt, is dan een potje Russische roulette.

Leuk volk, die IJslanders. Het concept moodlighting heeft de nationale luchtvaartmaatschappij Icelandair geïnspireerd tot het projecteren van het noorderlicht op het plafond van het vliegtuig. En het flesje water met als titel ‘Icelandic Glacial’ heeft de vorm van een grote ijsblok. De Boeings kregen allemaal de naam van een vulkaan en op de servetten werden lokale spreuken gedrukt. Om maar te zeggen: dit is anders.

We zijn dan ook niet onderweg naar een zonnig Spaans strand, maar naar het eigenzinnige land van gletsjers en geisers, vulkanen en zwarte zandstranden en bijzonder onvoorspelbaar weer. Lokale specialiteit: horizontale sneeuwstormen.

IJsland, het land van Björk en de Vikings, ondergaat sinds de bankencrisis en de daaropvolgende devaluatie van de munt een toeristische explosie. Het IJslandtoerisme scheert ondertussen zulke hoge toppen dat de seizoenen steeds langer werden en sinds kort het begrip laagseizoen zelfs afgeschaft werd. IJsland profileert zich nu als een 365/365-bestemming, maar dat moet toch met een korreltje lavasteen genomen worden.

Wanneer we de parking uitrijden van Keflavik Airport – de internationale luchthaven van IJsland, veertig kilometer ten zuidwesten van de hoofdstad Reykjavik – blijkt onze Toyota-terreinwagen uitgerust te zijn met winterbanden voorzien van spikes. ‘Wacht tot overmorgen’, lacht de baliebediende van Hertz. ‘Dan zal je blij zijn dat je met bolletjes rijdt.’

Een van de beperkingen van een reis naar IJsland in de winter is het wegenaanbod. Kort samengevat: het ganse binnenland en de hooglanden zijn afgesloten. Gewoon dicht. Dus resten alleen de hoofdwegen aan de buitenkant van het eiland. Maar daar valt mee te leven, gezien vele bezienswaardigheden zich op dit parcours bevinden.

Net voor de totale duisternis – in februari is dat omstreeks 18.30 uur – bereiken we ons logeeradres: Snorrastaðir Cottages, een verzameling van vier charmante vakantiehuisjes mét hot tub te midden de zuidelijke vlaktes van het Snæfellsnes-schiereiland, twee uur rijden ten noorden van de hoofdstad Reykjavik.

Buiten waait een stevig briesje, maar met een gecombineerde temperatuur van drie graden boven water en 38 graden onder water valt best te leven, ook al valt er bij momenten zowaar ijswater op ons hoofd.

IJsland: de koude weg
Gerrit Op de Beeck

Het schiereiland van Jules Verne

Good morning Iceland! We opteerden voor een ontbijt in Hotel Budir. ‘Cold Comfort’, kopte het hypeblad Wallpaper over dit hotelletje. Daar staat in een gerenoveerd pand (na een brand enkele jaren geleden heropgebouwd) een lekker buffetje klaar. En een dvd van ‘Journey to the Center of the Earth’, de film die hier grotendeels gedraaid werd.

Door het uitzicht in de panoramische bar besef ik opnieuw hoe oorverdovend mooi stilte en onherbergzaamheid kunnen zijn. Tot een bruidskoppel uit het niets opduikt en zich snel binnenwerkt in het aanpalende kapelletje. Toegegeven: dit is dan ook een van de mooiste kerkjes van IJsland.

Hit the road! We sturen onze Land Cruiser de heuvels rond de Snæfellsjökull-vulkaan in. Toen we gisteren uit het vliegtuigvenstertje keken, op het moment dat de Boeing door het wolkendek brak en als een vermoeide zwaan z’n landing inzette, leek het alsof we op de maan gingen landen. We zagen vooral zwarte tinten. Zwart, en nog eens zwart.

Logisch ook. IJsland is een woestijnachtig lavaland dat oprijst uit de Atlantische Oceaan. Neil Armstrong wist dat destijds al: hij kwam hier trainen voor hij naar de maan trok. En wat grapte hij toen hij hier weer vertrok: ‘Het grote verschil, naast de afstand, is dat er hier rijkelijk zuurstof aanwezig is.’

Mist en regen escorteren onze rit. Wild at heart. Maar dat hoort ook zo. Vanwege het isolement en het zeer ruwe klimaat zijn dit schiereiland en de noordelijker gelegen Westfjorden nooit een populair oord geweest. Zelfs voor vele IJslanders is het nog terra incognita.

Na de oorlog zorgde het contact met de moderne tijd ervoor dat hele families naar de hoofdstad verhuisden. Daardoor zijn de Westfjorden een streek van verlaten boerderijen en zelfs helemaal uitgestorven dorpen geworden. Wat rest, is een zelfregulerend, immens natuurpark waarin de mens een steeds kleinere rol speelt.

Op zich een uniek gebeuren: de natuur die terug aan de natuur gegeven wordt. Vanuit groene hoek alleen maar toe te juichen, trouwens. Er zijn niet zoveel plaatsen in de wereld waar de tegenovergestelde beweging voltrokken wordt.

IJsland: de koude weg
Gerrit Op de Beeck

Lavagat als bestemming

We rijden nu over weg 54, die er deels onverhard bijligt. De overvloedige regen van de voorbije dagen maakt dat het parcours redelijk slijkerig en vooral glibberig geworden is.

Maar wat is het decor prachtig, indrukwekkend, schitterend en fenomenaal tegelijkertijd – slechts slappe woordjes om de natuur hier te vatten. Laten we misschien een Britse reizigster citeren: ‘De ontheemde, onaangeroerde wildernis schenkt iets van haar ontzagwekkende rust aan de geest.’ Ze tekende het op in 1882, anno 2017 is het voor geen haar veranderd. Eigenlijk zou Groenland IJsland moeten heten en vice versa. Het eiland is niet alleen visueel letterlijk groen, het is vooral ook een aanval op al je zintuigen.

In Bifröst eten we een sandwich in een hip, net geopend restaurantje en moeten ons uiteindelijk nog haasten – je miskijkt je hier constant op afstanden – om onze boeking van 15 uur voor The Cave te halen. Gelukkig zijn in IJsland de snelheidscontroles zeer beperkt en kan een terreinwagen net dat ietsje beter overweg met putten in het gitzwarte wegdek van deze ‘dirty road’.

The Cave is een nieuw project. De grootste grot annex tunnel van IJsland werd tot voor kort toeristisch niet benut. Een zonderling die haar per se wilde bezoeken, kon bij de aanpalende boerderij op eenvoudig verzoek de sleutel ophalen. Maar sinds mei 2016 staat hier een bezoekerscentrum en werd de 1.100 jaar oude grot voorzien van een houten wandelweg en verlichting.

‘We hebben ons georganiseerd’, vertelt gidse Maria. ‘Omdat te veel reizigers interesse hadden en de omstandigheden te gevaarlijk waren. De situatie werd onhoudbaar.’

De wandeling duurt een uur en is zeker niet overgeorganiseerd. Vergeet het elders onvermijdelijke klank- en lichtspel, de IJslanders hebben het hier zo naturel mogelijk gehouden. Oef.

Onze warme maaltijd en het bed voor de nacht staat in een bioboerderij hartje Golden Circle, het toeristische hart van IJsland, genoemd naar de drie bekendste hoogtepunten. In Efsti Dalur heerst een gezellige sfeer en eten de koeien mee aan tafel. Tenminste, zo lijkt het, want de scheiding tussen restaurant en stal is een groot glazen venster. Efsti Dalur is een familiebedrijf van meer dan 300 jaar oud. De jongste generatie heeft het langzaam maar zeker omgevormd tot een totaalcomplex inclusief gastenkamers, restaurant en bio-ijsbar.

Brood in de grond

De IJslanders zijn altijd sterk geweest in het benutten van hun natuurlijke energie en het nastreven van een revolutionair milieubeleid. Zo rijden vele bussen op waterstof en is de afvalrecyclering maniakaal goed. Het gros van de huizen wordt verwarmd via natuurlijke stoom. Het resultaat: amper rook en roet. Een modelvoorbeeld.

Die piste volgt ook Fontana Spa, een warmwaterbronnencomplex dat niet alleen stijlvol baden aanbiedt, maar ook huisgebakken brood, letterlijk in de warme lavagrond. We hebben vanochtend de machtige watervallen van Gullfoss – letterlijk de gouden waterval – bezocht, net als Geysir: springbronnen die dertig meter hoog spuiten. Het Yellowstone Park van IJsland, zeg maar.

En nu schuiven we aan bij het houten designgebouw van Fontana. Bakker van dienst is de hoogblonde Pille, die met zorg Teflon kookpotten vult met deeg en deze begraaft in lavagrond van honderd graden. Wanneer ze 24 uur later dan uitgegraven worden, verschijnt een cakevormig brood dat excellent escorteert met een zware soep of een bord gerookte vis. Maar ook puur natuur met gezouten boter is het een heerlijke delicatesse.

We moeten echter doseren, want voor de lunch hebben we gereserveerd bij Fridheimar, waar ze te midden de tomatenserres een eetplek neergepoot hebben. Helena Hermundardóttir en haar man Knutur Ármann runnen sinds 1995 een van de grootste tomatenkwekerijen van IJsland, een bedrijf dat teruggaat tot 1946.

Omdat ze het zonde vonden om alle niet voor consumptie geschikte tomaten (een vlekje, een krasje) te vernietigen, maakten ze er soep van. Dat werd al snel een lokale specialiteit. Eerst kochten de buren, dan streek er al eens een bus neer, finaal werd een klein restaurantje geopend. Naast de soep verscheen er ook een Happy Mary-cocktail, een tomatencheesecake en zelfs tomatenroomijs

Sinds dit jaar werd de eetplek uitgebreid naar honderd couverts en zijn ze dagelijks geopend. ‘Vorig jaar kwamen zo’n 130.000 bezoekers hier soep eten’, lacht dochter Jónina. ‘Dat wil zeggen dat we gemiddeld 60 liter per dag moeten prepareren. Maar met een productie van een ton tomaten per dag, is dat best mogelijk.’ Uiteraard, al verdwijnt er nu al wel eens een tomaat zonder kras in de soep.

Afspraak met de postkaart

Een hotelovernachting in Vik heeft meestal twee redenen: de logica van de te rijden afstanden in relatie met de geplande bezienswaardigheden – er staat niet elke kilometer een hotel in IJsland – en de unieke rotsformaties van Reynisdrangar.

Om daar te geraken, bollen we over Highway 1, ook wel de Ring Road genoemd, de magische cirkel van IJsland. Deze weg, pakweg 1.350 kilometer lang, heeft niet alleen letterlijk de vorm van een lus, maar loopt ook effectief het hele eiland rond. Kortom: ideaal voor wie veel wil zien en langs comfortabele wegen de spuwende geisers wil combineren met kolkende watervallen en lagunes met drijvende ijsschotsen. Bovendien: uitzonderingen niet te na gesproken is Highway 1 altijd geopend. Het is dan ook een levenslijn voor de 330.000 inwoners.

IJsland: de koude weg
Gerrit Op de Beeck

IJshol van Pluto 

Stipt tien uur in de ochtend verzamelen. Zo luidde de afspraak. ‘Reken minimum twee uur rijden’, had de baliebediende van het nieuwe Icelandair Hotel in Vik gezegd. ‘En ze voorspellen natte sneeuw.’ Dus nemen we het zekere voor het onzekere en zitten al lang voor zonsopgang in de terreinwagen, zetelverwarming op de hoogste stand, geconcentreerd turend naar de katogen die de weg afzomen, terwijl de regen met bakken uit de lucht valt. Want voor alle duidelijkheid: Highway 1 is een eenvoudige weg, één rijvak in elke richting, zonder verlichting.

‘Local Guide’ is een familiebedrijf dat sinds 1991 à la carte-gletsjerwandelingen organiseert. Sinds een aantal jaren heeft dochter Helen de business in handen genomen en geprofessionaliseerd, zonder de kleinschaligheid uit het oog te verliezen. Haar vriend, de ranke blonde Aron, is de meest ervaren gids van de equipe.

Er wachten ons koffie en koekjes, net als een briefing. Dan klimmen we in de Super Jeep en trekken naar de gletsjer. ‘We houden de locatie van onze Ice Cave Tour wat geheim’, legt Aron uit. ‘Niet in het minst omdat we elk seizoen opnieuw moeten zoeken naar de beste ijsgrotten. Deze gletsjer schuift zo’n honderd meter per jaar op, logisch dus dat die ganse constructie continu van vorm verandert.’

We hijsen ons in het veiligheidsgareel en binden klimijzers rond de laarzen. Wanneer de zeskoppige stoet volgens de regels van de kunst andermaal deftig gebrieft is, betreden we de gletsjer. ‘Onder ons zit zo’n honderd meter ijs’, roept Aron, die de kop trekt en nauwgezet het parcours uittekent.

De wandeling is spectaculair en het wordt nog beter wanneer we een grot bereiken. Daar kunnen we één voor één de ruimte bezoeken, vastgeklikt aan veiligheidstouwen. Wow, dit is echt wel uniek.

Zonder het te beseffen zijn we vier uur verder wanneer we terug de lounge van het gidsenbedrijf binnenwandelen. In een totaal onverwacht streepje zonlicht dat het kletsnatte asfalt doet blinken als een spiegel, nuttigen we nagenietend van de tocht onze picknick. En het is nog niet gedaan.

Jökulsárlón is een halfbevroren meer voor de Breiðamerkursandur-gletsjer waar, onder andere, scènes voor twee James Bond-films gedraaid werden. De 200 meter brede lagune herbergt afkalvende ijsbergen in de meest ingewikkelde en indrukwekkende vormen. Na een tocht van een jaar bereiken ze de open oceaan.

Vanuit het niets duikt er mist op en meteen zakt de temperatuur enkele graden. Onderweg terug naar Vik bedenken we: er zijn maar weinig plaatsen in de wereld waar het ‘alleen zijn’-gevoel zo groot is als hier. Met een gemiddelde van drie inwoners per vierkante kilometer, waarbij zeventig procent van de bevolking dan ook nog eens woont in en rond de hoofdstad, krijgt het begrip ‘leeg’ in IJsland een nieuwe dimensie.

IJsland: de koude weg
Gerrit Op de Beeck

De boer en het vliegtuigwrak 

Op 24 november 1973 stortte een Amerikaanse DC-3 neer op het zwarte zandstrand van Sólheimasandur vlakbij het plaatsje Vík. Alle bemanningsleden overleefden de crash. De exacte reden van de crash is niet bekend, hoewel sommige bronnen suggereren dat het vliegtuig zonder brandstof kwam te zitten nadat de piloot overschakelde naar de verkeerde tank.

De wrakstukken liggen nog steeds op het strand vlakbij de zee. Al mist het toestel wel enkele stukken. Zo zijn de vleugels en het staartstuk deels verdwenen. Niemand weet waar die zijn gebleven, al gaan de geruchten dat een boer die heeft meegenomen om te verkopen in Vík.

Tot in 2015 was er geen duidelijke weg die naar het vliegtuig liep. Om over het zwarte zand te rijden had je sowieso een terreinwagen nodig. Bovendien moest je over privégrond, wat dan officieel weer verboden was. In 2016 escaleerde de zaak en vaardigde de landeigenaar een totaalverbod uit. IJsland was plots een attractie armer. Daar is nu een oplossing voor. Een compromis: parkeren aan de hoofdweg en via een ‘officiële’ wandelweg van vier kilometer lang kan je opnieuw naar de plaats van de crash.

We trotseren het parcours bij harde wind en hagelvlagen. Het wordt afgeraden om in dat weer Sólheimasandur op te lopen, je kan dan letterlijk gezandstraald worden. Goed ingeduffeld vangen we de tocht aan en de beloning is er naar. Tenslotte: als het weer onderweg je niet aanstaat, wacht dan vijf minuten, zoals men hier zegt.

Wanneer we de site bereiken, trekt het wolkendek open en wordt een hallucinant tafereel zichtbaar. Te midden de gitzwarte lavagrond licht het wrak op, een surrealistisch schilderij.

IJsland: de koude weg
Gerrit Op de Beeck

Een kreeftensoepje voor het bad 

De hoofdwegen in IJsland zijn allemaal verhoogd aangelegd zodat de sneeuw er door de wind gedeeltelijk wordt afgeblazen. Ook de verhoogde buitenkantbocht – net zoals in Nieuw-Zeeland – maakt het autorijden zeer aangenaam. De teller staat op 1.400 kilometers, Reykjavik komt opnieuw dichterbij.

En wie hebben we hier? Het was dé uitdaging voor elke nieuwslezer in april 2010: hoe spreek je in godsnaam Eyjafjallajökull uit zonder dat je tong dubbelslaat? De vulkaan legde het Europese luchtverkeer zo goed als volledig lam en zadelde de sector met twee miljard euro verlies op.

Marketinggewijs is de onuitspreekbare naam ook al geen topper. En toch legt de lavabol het eiland ondertussen geen windeieren. Iedereen wil ‘m zien, iedereen wil een T-shirt en er werd zelfs een speciaal parfum op de markt gebracht: de kracht van de natuur vertaald in geur. Wij houden het iets rustiger, en bezoeken het kleine museum waar een documentaire van een half uur de vernietigende kracht van de vulkaan andermaal in beeld brengt.

In Selfoss verlaten we Highway 1 en kiezen de secundaire 34 tot Stokkseyri. Mensen riskeren hier ook bij zeer slecht weer hun leven om in restaurant Fjöruborðið langoustinesoep te komen eten. Wat 25 jaar geleden als een eenvoudig koffiehuisje begon, is nu een charmant visrestaurant. De ontvangst is prima, net als de kwaliteit.

Van daaruit rijden we via de IJslandse zuidkust tot onze laatste stop van de trip: de Blue Lagoon, waar we zullen loungen in zwavelrijk water. Je vindt warmwaterbronnen verspreid over het hele eiland, maar de bekendste is deze Blue Lagoon; thermische baden, uitgegraven in een lavaveld met natuurlijk opborrelend warm water van dertig tot veertig graden. Het is een van de uithangborden van IJsland.

Het water bevat ongeveer 2,5% zout en is eigenlijk een bijproduct van de geothermische elektriciteitscentrale van Svartsengi. Het is rijk aan mineralen, silicaten en blauwwieren die het een lichtblauwe, bijna opalescerende kleur geven. Het heeft iets onaards; je oren vriezen eraf, maar je onderlichaam chauffeert weldadig. Omdat er zoveel mineralen in zitten, zou de witte prut uit het water een mens tien jaar jonger maken. De penetrante zwavelgeur van die vulkanische brij en minerale klei krijg je er gratis bovenop.

The Blue Lagoon is bekend en populair, maar vriend en vijand moeten het toegeven: wel hét beste én mooiste thermische bad van het zowat zeventig exemplaren tellende nationale aanbod. Zonder reservatie kom je er bijna niet in, maar we moeten eerlijk zijn: de organisatie is state of the art, de voorzieningen netjes en de betovering van het immense bad onbeschrijflijk.

Zelf noemen ze zich een van de 25 wereldwonderen, maar dat is natuurlijk met de oren getrokken. En de aanpalende cosmeticalijn vonden we ook iets te pientere marketing. Maar wie daar doorheen ziet en zich op de essentie focust, kan hier wonderlijk genieten van een thermisch bad. De reis was compleet geweest als we nu getrakteerd zouden worden op een vleugje noorderlicht. We krijgen een sneeuwvlaag. Ach, voelen dat je leeft, daar komt het in het leven op aan.

IJsland: de koude weg
Gerrit Op de Beeck

Praktisch

IJsland is meestal de verste uithoek op de kaart van Europa die je ’s avonds tijdens het weerbericht voorgeschoteld krijgt. Het bevindt zich, ook al heeft het een hoog einde-van-de-wereld-gevoel, op slechts drie uur vliegen van Brussel.

 IJsland is driemaal zo groot als België, meet 500 kilometer in doorsnede van west naar oost, telt 4.000 kilometer wegen, 6.000 kilometer kustlijn en amper 330.000 inwoners.

Hoewel IJsland net ten zuiden van de poolcirkel ligt, is het er aanzienlijk warmer dan je zou denken. De gemiddelde wintertemperatuur draait rond het vriespunt, in de zomermaanden is het twaalf tot vijftien graden. Is het boven de twintig graden, dan spreekt men van een hittegolf.

Geen nood aan een visum. De lokale munt is de IJslandse kroon, maar deze wordt door de Belgische banken niet courant verhandeld. Betalen met kredietkaart is algemeen populair.

Bezin eer je begint! Niet zo lang geleden was IJsland tijdens de wintermaanden toeristisch gesproken dicht. Er waren amper vluchten, hotels waren gesloten, net als outdoor-touroperators en restaurants. Dat is nu anders, maar weet dat alle wegen in de Hooglanden en het binnenland sowieso gesloten zijn. Ook al heeft IJsland geen strenge winters, het weer blijft zeer onvoorspelbaar en verraderlijk. Een goede voorbereiding is dus een must, gaande van aangepaste kledij tot een geschikt voertuig, liefst met 4×4-aandrijving.   

Dit uniek parcours werd op maat uitgetekend door touroperator North & Away, inclusief mooie hotels, de bezienswaardigheden onderweg, tips voor excursies tot en met de aanbevolen eetplekjes. Het geheel wordt gebundeld in een lijvig roadbook dat je als klant samen met de reisdocumenten wordt overhandigd. De ultieme à la carte! www.northandaway.be