Hoe meet je de koopkracht van verschillende landen? Niet alleen met de Big Mac

Het Britse weekblad The Economist startte in 1986 met The Big Mac Index. Aan de hand van de prijs van een Big Mac, een hamburger van de populaire fastfoodketen McDonald’s, werd de koopkracht van landen over de hele wereld met elkaar vergeleken. Maar intussen zijn er nog enkele andere alternatieven.

De Big Mac Index werd in 1986 in het leven geroepen door The Economist-journalist Pam Woodall als semihumoristische weergave van de koopkrachtpariteit. Sindsdien wordt de index jaarlijks gepubliceerd in het magazine.

Koopkrachtpariteit

De index vergelijkt verschillende valuta’s tegenover de Amerikaanse dollar, simpelweg door de prijs van een Big Mac te vergelijken. De redenering is dat een Big Mac een combinatie is van verschillende producten (brood, vlees, sla, maar ook elektriciteit en arbeid), en daarom dus een redelijke doorsnee is van de economie van een land.

Per land wordt een gemiddelde genomen van de prijs in enkele steden, in de VS de steden Atlanta, Chicago, New York en San Francisco. Die wordt dan vergeleken met de prijs in andere landen, waarna een rangschikking wordt opgesteld. Zo valt te zien welke munten onder- of overgewaardeerd worden.

Die over- of onderwaardering maakt dat import en export goedkoper of duurder zijn. Als een Big Mac in de eurozone één vijfde goedkoper is dan in de VS, zal de euro zo dus 20 procent ondergewaardeerd worden. Dat maakt dat import vanuit de VS interessant is; omgekeerd zal import van Europese producten dus duurder uitkomen.

KFC Index

Ondanks het revolutionair karakter van de Big Mac Index stootte deze al snel op zijn limieten: in Afrika kan je enkel in Egypte, Marokko en Zuid-Afrika McDonald’s eten; in de overige 51 landen vind je geen filialen van de populaire Amerikaanse burgerketen. Daarom besloot de pan-Afrikaanse marktonderzoeker Sagaci Research de KFC Index in te voeren: in tegenstelling tot McDonald’s was de fastfoodkipketen wel terug te vinden in 25 Afrikaanse landen.

De KFC Index is, in tegenstelling tot de Big Mac-variant, niet gemaakt om koopkrachtpariteit te meten, en zeker niet op grote schaal. Daar heeft vooral de hoge volatiliteit van Afrikaanse munten mee te maken: Afrika is een regio in volle ontwikkeling, waardoor de waardes van de munten enorm snel wisselen.

Naast de Big Mac Index vond The Economist ook nog de Tall Latte Index uit, gebaseerd op de kostprijs van een grote latte-koffie bij koffieketen Starbucks. Ook andere nieuwsagentschappen, kranten en banken maakten eigen indexen, zoals de Billy Index van Bloomberg, gebaseerd op de prijs van een Billy-Ikeakast wereldwijd.

Disclaimer: neem al deze indexen niet te serieus. Burgernomics, zoals The Economist het systeem noemt, was nooit bedoeld om een precies meettoestel te zijn van de wanverhoudingen tussen verschillende munteenheden.

(am)

Meer