Om het grote aantal openstaande vacatures in te vullen, moet er geïnvesteerd worden in toegankelijkere en flexibelere kinderopvang. Dat concludeert Stijn Baert, professor arbeidseconomie aan de UGent, op basis van recente cijfers van StatBel. Een kwart van de deeltijdse werknemers in ons land werkt nu namelijk niet voltijds omdat de kinderopvang te wensen overlaat of omdat de kosten te hoog oplopen.
In juni ontving de VDAB maar liefst 33.000 vacatures, een recordaantal. Ook in juli waren nog meer dan 28.000 vacatures gemeld. Vlaams minister van Werk en Economie Hilde Crevits (CD&V) wil daarom werk maken om mensen volop naar die openstaande vacatures te leiden.
Volgens Stijn Baert, professor arbeidseconomie aan de UGent, ligt een mogelijke oplossing in toegankelijke en flexibelere kinderopvang. Baert doet die uitspraken op basis van de meest recente enquête naar arbeidskrachten van Statbel. Daaruit blijkt dat een kwart van de deeltijdse werknemers (25,1 procent) niet volledig werkt wegens te dure of gebrekkige opvang voor kinderen of andere afhankelijke personen.
“Als je dan weet dat ongeveer 709.000 Vlamingen deeltijdse werknemers zijn, dan gaat het om bijna 178.000 personen die meer zouden kunnen werken mocht deze drempel kunnen geruimd worden. Het zou een hele verlichting kunnen betekenen voor de ongeveer 20.000 deeltijdse vacatures die momenteel enkel al op vdab.be openstaan. Of zij zouden kunnen overgaan naar één van de voltijdse vacatures”, aldus Baert.
Niet geheel verrassend is dat deze reden voor deeltijdse arbeid vooral onder vrouwen vaak voorkomt. Drie op de tien van de deeltijds werkende vrouwen (29,6 procent) werkt niet voltijds wegens het gebrek of het zich niet kunnen veroorloven van gepaste kinderopvang of/en opvang voor andere afhankelijke personen, tegenover één op de tien van de deeltijdse werknemers onder de mannen. Onder deeltijds werkende vrouwen tussen 25 en 49 jaar gaat het zelfs om 42,5 procent.
Ook onder de inactieven (die geen baan hebben, maar er ook geen zoeken) is de zorg voor kinderen of andere hulpbehoevenden een belangrijke drempel. Op het Belgische niveau schuift 9 procent van hen dit naar voren als belangrijkste reden. Afgezet tegenover de 1.374.000 Belgische inactieven tussen de 25 en 64 jaar, gaat het hier om 124.000 Belgen.
De UGent-professor maakt ook de vergelijking met Zweden, waar kinderopvang praktisch gratis is. Daar vormt de opvang van kinderen of andere hulpbehoevenden slechts voor 13,8 procent van de deeltijdse werknemers de belangrijkste reden om niet voltijdse aan de slag te gaan. Veel vaker neemt men daar deeltijdse arbeid op om te kunnen bijstuderen (18,1 procent).
Baert pleit er daarom voor dat regeringen hun regeerakkoorden moeten uitvoeren, omdat die maatregelen bevatten die werkenden meer gaan ondersteunen. Het gaat daarbij onder meer om investeringen in toegankelijkere en flexibelere kinderopvang.