Eind juli raakte bekend dat de Belgische federale regering een principeakkoord heeft gesloten met de Franse energiereus Engie over het langer openhouden van de jongste kernreactoren van ons land, Doel 4 en Tihange 3. Voor veel realisten in de klimaat- en energiecrises is dat akkoord een goede zaak. Sommigen lezen er echter vooral een pr-stunt in, en hebben het over de kleine lettertjes, waarover met minder geestdrift wordt gecommuniceerd. Zo zou België mee opdraaien voor de kosten van het bijkomend nucleair afval dat tijdens de tien jaar van de levensduurverlenging wordt geproduceerd. Academicus Manuel Sintubin (KU Leuven) denkt, als geoloog, dat de berging van het hoogradioactieve puin in een stabiele laag diep onder de grond, goed te verwezenlijken is. Maar daarvoor moet de regering eerst keuzes durven maken.
Geoloog Manuel Sintubin (KU Leuven) over Belgisch atoomenergiebeleid en berging kernafval: “Ik geloof in een nucleaire renaissance”

Waarom is dit belangrijk?
In het licht van de klimaat- en energiecrises staat kernenergie weer volop in de belangstelling. Er komt bij de opwekking van deze energiebron geen koolstofdioxide vrij. Bovendien geldt de technologie over het algemeen als erg betrouwbaar. Voorstanders worden echter gedwongen om het netelige probleem van het kernafval, dat miljoenen jaren radioactief blijft, opnieuw onder ogen te zien.
“Het belangrijkste dat al heel lang aansleept, is om het proces op te starten van de geologische berging”, zegt Sintubin in een gesprek met Business AM.
“De facto is nog altijd niet beslist wat het langetermijnbeheer gaat zijn van ons kernafval. Het is zelfs nog altijd niet beslist dát het een geologische berging wordt. In het proces dat nu bezig is, denk ik dat energieminister Tinne Van der Straeten (Groen) er toch wel werk van wil maken om finaal de knoop door te hakken op federaal niveau”, klinkt het. “Vandaar ook die bevraging die ze dit najaar gaat organiseren, een groot debat met de (onafhankelijke en pluralistische, red.) Koning Boudewijnstichting, om toch te beslissen dat we voor geologische berging gaan.”
“Nu is dat afval nog de spent fuel bij Engie. Eenmaal dat dat afval overgedragen is aan de NIRAS (overheidsdienst bevoegd voor het nucleaire afval, red.) is dat van ons, van elke Belg. Dan moeten wij daar iets mee doen.”
“De werf van de eeuw”
“Dan moeten we dat debat opstarten en een beslissing nemen over een site”, vervolgt Sintubin. “We hebben daar nog wel voldoende tijd voor. De bouw van een bergingssite moet eigenlijk beginnen in 2050. Dan moeten we echt weten waar we het gaan doen, met welk model en welke diepte en gastformatie, enzovoort, om dan in 2070 te beginnen met het lang levende afval op te slaan. Dat is het categorie B-afval. Pas begin volgende eeuw gaan we het totaal afgekoelde hoogradioactieve afval beginnen bergen. Wat Tinne Van der Straeten ook al gecommuniceerd heeft, het is ‘de werf van de eeuw’.”
“Het gaat vanaf nu nog 100 jaar duren vooraleer heel dat proces afgerond is. Dat is de realiteit. Dat is historisch gegroeid. In het nucleair onderzoekscentrum SCK in Mol in de jaren 1960-1970, heeft men al nagedacht over wat we gaan doen met kernafval”, stelt de academicus.
Boomse klei
“Zij zijn een onderzoeksproject begonnen rond geologische berging. Dan zijn ze onder Mol gaan kijken, ze dachten van: ‘wat zou hier te vinden zijn’? En zo zijn ze op de Boomse klei uitgekomen. Vandaar dat die Boomse klei per toeval het geprefereerde gastgesteente geworden is doorheen de geschiedenis. Stel dat er een graniet had gezeten onder Mol, dan hadden wij nu onderzoek gedaan rond berging in een graniet massief, net zoals dat ze in Finland gedaan hebben. Dus dat is een toevallige samenloop van omstandigheden”, concludeert hij.
“Daar is in het onderzoek bijgekomen waarbij ze ook nog naar een diepere kleilaag gaan kijken zijn, de Ieperklei. Dat zijn nu eigenlijk de twee voorkeursgastformaties in België om als potentiële bergingsplaats te dienen. Dat betekent grosso modo dat je dan gaat kijken, omdat het op een voldoende diepte moet zitten, in het grensgebied tussen Nederland en België, het grensgebied tussen de Noorderkempen en Brabant en dan het grensgebied tussen Oost-Vlaanderen en Zeeland. Dat is de target area waar potentieel een bergingssite in die kleiformaties mogelijk zou kunnen zijn.”
Internationale samenwerking
Dat zijn volgens u de meest realistische scenario’s?
”Daar spreek ik mij niet over uit. Dat is voor het ogenblik nog altijd het voorkeursscenario van de NIRAS (de overheidsinstelling belast met het beheer van het kernafval, red.).”
Er zijn nog andere mogelijkheden?
“De EU laat ook toe dat er internationale samenwerkingen gebeuren. Ik zou graag een soort Europees proces zien op gang komen waar dat vanuit Europa wordt nagedacht over wat de beste oplossing is. Een beperkt aantal sites waar we al het kernafval van heel de EU gaan stockeren. Het is uiteindelijk de geologie die bepaalt en de geologie kent geen landsgrenzen, die loopt gewoon door. Dus dat is het verhaal.”
Maar: volgens u blijft de relatie tussen België en Nederland op bergingsvlak een van de meest interessante.
“Borssele in Nederland heeft een kleine kerncentrale, dus die gaan relatief gezien heel weinig kernafval hebben. Ik had het daarnet over wat de target area is bij ons, het grensgebied tussen Nederland en België. Dan ligt het bijna voor de hand dat Nederland en België gaan samenwerken, als we samen een bergingssite gaan maken in dat grensgebied. Dus dat het Nederlandse kernafval uit Borssele ook in die bergingssite geplaatst wordt. Dat heeft ook weer financiële voordelen want dan wordt daarvoor betaald of wordt de financiële last gedeeld tussen Nederland en België.”
Hoe zit dat met de bergingssites van andere landen?
“Een aantal landen zijn al ver gevorderd. Finland is het al aan het bouwen. Zweden heeft ook al een lokalisatie. Frankrijk is ook bezig, in Bure. Vorige week heeft Zwitserland definitief hun locatie bepaalt waar ze het gaan bergen. Veel landen zijn met dat proces bezig.”
Foute redenering
Verder:
“Wij lopen daar wat achter, omwille van het feit dat de politiek nooit die knoop heeft doorgehakt om voor geologische berging te gaan. Dat is nu eenmaal de realiteit. Ze verstoppen zich vaak rond het argument dat we al 40 jaar onderzoek doen en we weten nog altijd niet wat we ermee moeten doen. Dat is een foute redenering.”
– Manuel Sintubin
“Er is al 40 jaar onderzoek gedaan op die Boomse klei. Dat is oneerbiedig ten opzichte van de onderzoekers die daarmee bezig zijn, maar dat is een beetje bezigheidstherapie omdat we wachten totdat er een beslissing genomen wordt. Van zodra er een beslissing genomen wordt voor geologische berging kan heel gericht gewerkt worden om een locatie te zoeken. Dat kunnen we nu niet doen.”
“Geen keuze”
Op sociale media bent u een wel erg outspoken voorstander van kernenergie om op groeivriendelijke manier de klimaatcrisis onder controle te houden. De beslissing om kernreactor Doel 3 uit te schakelen, op 23 september, zag u bijvoorbeeld als zwarte dag voor de Belgische economie, en noemde u een “klimaatmisdaad”.
“Ik geloof in een nucleaire renaissance. Ik denk dat we ook geen keuze hebben. Het zal een mengvorm worden van hernieuwbare energie, en nucleair. Hoe dat die verhouding gaat zijn, zal afhangen van lokale situaties. Bij megasteden, zeker in Afrika, ga je dus een permanente base load (een elektriciteitscentrale die een constant vermogen elektriciteit levert, red.) moeten hebben. Dat zal nucleair worden. Wij gaan meer richting hernieuwbaar. Dat gaat afhangen van land tot land. Dat gaat altijd een balans worden tussen nucleair en hernieuwbaar, zolang dat het CO2-vrij is.”
Concluderend, over innovatie: “Wat we zeker niet mogen doen – dat is nog altijd de discussie in België rond de wet op de kernuitstap, artikel 3 – is om de facto bepaalde technologische ontwikkelingen, zoals SMR’s, al af te blokken. Dat mogen we niet doen.”
(as)