Zaterdag en zondag staat in het Franse Biarritz de G7-top geprogrammeerd. Dat is een jaarlijkse samenkomst van de leiders van 7 vooraanstaande economieën, waaronder de Europese Unie. Die troffen elkaar oorspronkelijk om er economische en financiële onderwerpen te bespreken. Maar sinds de financiële crisis wordt hier voornamelijk over politiek gesproken. Het economische luik wordt nu binnen de G20 afgehandeld.
Deelnemers zijn naast de Europese Unie en de Verenigde Staten ook Frankrijk, Duitsland, Italië, Japan, Canada en het Verenigd Koninkrijk. Ook Rusland was een tijd lang lid van de club. Maar sinds de annexatie van de Krim krijgt Poetin geen uitnodiging meer.
Sinds Donald Trump aan deze bijeenkomsten deelneemt is van het traditionele transatlantische bondgenootschap nog amper sprake. De Amerikaanse president laat geen kans onbenut om de Europese Unie in een slecht daglicht te stellen. De pogingen van zowel Angela Merkel als Emmanuel Macron om Trump, met betrekking tot het Iran-akkoord, het klimaatakkoord van Parijs en andere hete hangijzers, tot andere gedachten te brengen, faalden. Vorig jaar weigerden de VS zelfs de slotverklaring van de bijeenkomst te ondertekenen. Het leverde een historische foto op.
Trump: “De Europese Unie is nog erger dan China, enkel is ze kleiner”
Dat het transatlantische bondgenootschap van kwaad naar erger evolueert is duidelijk. “De Europese Unie is nog erger dan China, enkel is ze kleiner,” zei Trump vorige week op een verkiezingsrally in New Hampshire. “Ze behandelen ons op een verschrikkelijke manier: handelsbarrières, tarieven, belastingen – en wij laten ze gewoon binnen.” Verwacht wordt dat eens Trump klaar is met China, de EU aan de beurt zal zijn.
Maar Europa wacht niet langer op Trump. Het wil – ongeacht of hij volgend jaar wordt herverkozen of niet – zich onafhankelijker van de VS gaan opstellen. Toch groeien ook Frankrijk en Duitsland steeds verder uit elkaar. Frankrijk neigt naar protectionisme, terwijl Duitsland net van zijn export leeft. Iets wat niet aan de aandacht van de Amerikaanse president is ontsnapt. Het belooft dus een interessante G7 te worden…
Waarom speelt de EU op globaal vlak niet meer dan een tweederangsrol?
Maar waarom speelt de EU op het internationale toneel nog amper een rol van formaat? De Verenigde Staten, China en in mindere mate ook Rusland delen de lakens uit. Toch blijft de Europese Unie de grootste economische markt ter wereld. Waarom slaagt Europa er niet in die positie op wereldvlak te verzilveren?
Uiteraard ontbreekt het de EU aan een gemeenschappelijke regering, een gemeenschappelijk budget en een leger. Op economisch vlak blijven de Europese kapitaalmarkten gesegmenteerd, waardoor de euro nooit de dollar als belangrijkste reservemunt kan vervangen. Op vlak van hernieuwbare energie zijn het China, de VS en in mindere mate Zuid-Korea en Japan die de lakens uitdelen. Ook hier neemt de afhankelijkheid van Europa tegenover de VS en China enkel toe. Onderstaande tabel die de belangrijkste producenten van elektrische batterijen groepeert, spreekt voor zichzelf.
Dan is er de technologie van de toekomst, de artificiële intelligentie, een domein waarin de EU geen enkele noemenswaardige globale speler heeft. Dat domein wordt stilaan een Amerikaans-Chinees duopolie met aan de ene kant spelers als Amazon, Google, Apple, Microsoft en Facebook en aan de andere kant Huawei, Alibaba, Tencent en Baidu.
Een weinig besproken factor: het lage opleidingsniveau binnen de EU
Een weinig besproken factor tenslotte is er het algemene opleidingsniveau van de actieve bevolking binnen de EU. Onderstaande tabel geeft die competenties weer aan de hand van de PIAAC-scores binnen de OESO .
PIAAC staat voor Programme for the International Assessment of Adult Competencies. Het is een uitgebreide internationale bevraging waarbij drie basisvaardigheden een centrale rol krijgen en worden getest bij volwassenen tussen 16 en 65 jaar. Het gaat om geletterdheid, gecijferdheid en probleemoplossend vermogen in een technologie-rijke omgeving. Deze drie vaardigheden worden als cruciaal beschouwd om volwaardig te kunnen deelnemen aan de huidige samenleving.
Een aantal EU-landen scoren zeer goed. Er zijn de Scandinavische landen, Nederland en ook het noordelijke deel van België. Maar de – op Duitsland na – grootste landen van de EU (Frankrijk, Italië, Spanje) doen het ronduit slecht.
Conclusie: Zolang de EU geen werk maakt van een munt die kan concurreren met de dollar, onvoldoende blijft investeren in technologisch onderzoek en ontwikkeling en er niet in slaagt het algemene opleidingsniveau op te krikken, blijft voor de EU op samenkomsten als de G7 weinig meer dan een tweederangsrol weggelegd.