Bhutan is uniek om meerdere redenen. In dit hooggelegen koninkrijk in de Himalaya worden politieke keuzes gemaakt op basis van het bruto nationaal geluk in plaats van economische groei. Hoe ziet het ‘Bhutan-model’ er precies uit en welke gelukslessen kunnen we eruit trekken?
Door Joost Smets
Toen Tsangpa Gyare in het Himalayagebergte naar een geschikte plaats zocht voor zijn klooster, zag hij negen draken opstijgen uit de rotsbodem. Brullend vlogen de beesten rond de hoofden van de Tibetaanse tulku, een gereïncarneerde lama (geestelijke), en de monniken die hij aanvoerde. Verheugd constateerde Tsangpa Gyare dat het de plek moest zijn waarnaar ze op zoek waren. In de oosterse mythologie zijn draken immers geen vuurspuwende monsters die prinsessen ontvoeren, maar prachtige turkooizen dieren die door godinnen bereden worden en voorspoed brengen. De beesten zijn dan ook alomtegenwoordig in het koninkrijk, dat in de nationale taal wordt aangeduid als Druk Yul, ‘het land van de Donderdraak’.
Vooruitgang wordt niet afgemeten aan geld maar aan Bruto Nationaal Geluk
In een land waar tempels verrijzen op plaatsen waar draken brullen is het niet vreemd dat vooruitgang wordt afgemeten aan iets anders dan geld.
Oud-koning Jigme Singye Wangchuk ontwikkelde in 1972 een maatstaf die moest dienen als tegenhanger van het bruto nationaal product: het bruto nationaal geluk (BNG). Geluk hangt volgens het koningshuis samen met kernwaarden als gezondheid, onderwijs, tolerantie en vertrouwen in de medemens, gelijkheid tussen man en vrouw en culturele diversiteit.
Met dank aan deze filosofie is in de afgelopen vijftig jaar de gezondheidszorg en het onderwijs enorm verbeterd en de levensverwachting ruim verdubbeld, van 32 jaar in 1960 naar 70 jaar in 2017.
Opvallend is ook de zorg voor de natuur. Zo is in de grondwet opgenomen dat het land voor minimaal 60 procent uit bos moet bestaan en dat de export van hout verboden is. Tel daarbij op het geringe aantal Bhutanezen en je hebt een koninkrijk dat meer CO2 opslaat dan produceert: een zogenaamde koolstofput.
Oud-koning Jigme Singye Wangchuk ontwikkelde in 1972 een maatstaf die moest dienen als tegenhanger van het bruto nationaal product: het bruto nationaal geluk (BNG).
Bhutan stelt steeds weer nieuwe klimaatdoelen
Nu kun je denken, zo kan ik het ook. Met nog geen miljoen inwoners die praktisch in één groot bos wonen is er geen kunst aan. Maar in plaats van zich zelfgenoegzaam op de borst te kloppen, stelt Bhutan steeds weer nieuwe klimaatdoelen. Om het gebruik van fossiele brandstoffen terug te dringen bouwde het land waterkrachtcentrales die energie winnen uit kolkende bergrivieren. Boeren en dorpelingen op het platteland maken gratis gebruik van deze groene stroom, waardoor ze minder hout verbranden.
Bhutan is dus allang niet meer het achtergebleven bergstaatje dat pas in 1962 zijn eerste verharde weg kreeg. Het gebruik van ledverlichting en elektrische auto’s wordt gestimuleerd, sinds 2020 is de landbouw 100 procent biologisch en in 2030 wil het land volledig zijn overgestapt op duurzame energie. Geen van deze doelen is het gevolg van internationale afspraken of druk van buitenaf. Het hangt allemaal samen met het BNG, waarin natuur en milieu belangrijke rollen spelen. In dat kader vinden er ook vaak collectieve acties plaats. Zo gaat de voltallige bevolking op elke negende van de maand op pad om zwerfafval te verzamelen. Het wereldrecord boompjes planten staat ook al op naam van Bhutan: 49.672 exemplaren in één uur tijd.
Het bergkoninkrijk gaat zelfs nog verder. Stropen, jagen en mijnbouw zijn in het hele land verboden. En dat geldt ook voor fastfood, plastic tasjes, roken en massatoerisme.
Bittere noodzaak
Een tikkeltje overdreven? Bittere noodzaak, vinden ze in Bhutan. Dat komt mede doordat de bevolking zich al decennialang bewust is van klimaatverandering. De gletsjers in de Himalaya smelten, wat reeds in de jaren negentig leidde tot verschrikkelijke overstromingen die tientallen mensen het leven kostten. Als de aarde met één graad opwarmt zal het land naar schatting een kwart van zijn gletsjers verliezen; 24 gletsjermeren staan al op het punt van barsten. Alleen radicaal overheidsbeleid kan voorkomen dat Bhutan, een van de snelst groeiende economieën van Azië, in 2040 tweemaal zo veel CO2 uitstoot als nu. Thimphu mag dan nog altijd de enige Aziatische hoofdstad zonder verkeerslichten zijn, ook hier sta je ’s ochtends en ’s avonds in de spits door de toename van het aantal auto’s.
In de grondwet is opgenomen dat het land voor minimaal 60 procent uit bos moet bestaan en dat de export van hout verboden is.
Schoolvoorbeeld – of toch niet?
Met haar goede leiderschap, eensgezinde bevolking en positieve vibe is Bhutan een voorbeeld voor de rest van de wereld. De Bhutanen geloven dat klimaatverandering het gevolg is van menselijk handelen. Maar ze geloven eveneens dat we als mensheid voor een oplossing kunnen zorgen.
Het land verwacht ook van toeristen dat ze de cultuur en natuur respecteren. Als toerist ben je verplicht om 250 dollar per dag neer te leggen.
Voor dit vaste bedrag krijg je veel terug: vervoer, verblijf, maaltijden en, minstens zo belangrijk, de wetenschap dat je geld op de juiste plaats terechtkomt. Ongeveer een kwart van het dagbedrag gaat direct naar de duurzame ontwikkeling van onderwijs, zorg en bestrijding van armoede.
Wat je er beslist níét voor terugkrijgt is onbegrensde bewegingsvrijheid. Een gids van de staat begeleidt je overal waar je gaat. In je eentje op pad gaan is er niet bij en je mag ook niet zomaar overal naartoe.
Zo is het verboden om bergen boven de zesduizend meter te beklimmen, aangezien dit het domein van de goden is.
De voltallige bevolking gaat op elke negende van de maand op pad om zwerfafval te verzamelen.
Het is echter de vraag hoe lang het Bhutanmodel in zijn huidige vorm houdbaar blijft. Er is namelijk geen toeristenquotum. Waar het koninkrijk twintig jaar geleden door zo’n zevenduizend toeristen per jaar werd bezocht, waren dat er in 2019 al 315.000. Dat betekent een aardig bedrag voor duurzame ontwikkeling, maar ook een steeds grotere druk op ecosystemen en de traditionele levenswijze op het platteland. Voorlopig is de Donderdraak het bergkoninkrijk goedgezind en is elke toerist met voldoende geld welkom om bij te dragen aan het BNG van de Bhutanen – en zichzelf. (© Columbus Travel)
Bhutan in het kort
Een bezoek aan Bhutan is niet goedkoop. Als toerist betaal je een vast bedrag van 250 dollar per persoon per dag. Het dagbedrag is inclusief verblijf, vervoer, maaltijden en een overheidsgids. Kijk voor meer informatie op tourism.gov.bt.
De beste reistijd is oktober tot december.
Tussen januari en april is het weliswaar kouder maar nog steeds droog. Aan het eind van deze periode veranderen de valleien in een kleurrijke bloemenzee. In mei beginnen de temperatuur en vochtigheid toe te nemen.
Het blijkt een opmaat te zijn naar de moesson die begint in juni en aanhoudt tot september.