Onze overheidsfinanciën zijn hard geraakt door corona. Om de overheidsfinanciën een beetje terug op de rails te krijgen, ligt een budgettaire inspanning van 20 miljard te wachten. Die inspanning zal toch vooral aan de uitgavenkant moeten gebeuren.
Dat onze overheidsfinanciën hard geraakt zijn door corona is al langer duidelijk. Dat er dit jaar een automatische verbetering in die overheidsfinanciën komt naarmate de economie herleeft, was ook al duidelijk. De relevante vraag is evenwel hoe onze overheidsfinanciën er aan toe zullen zijn na deze crisis. Dat zal immers bepalend zijn voor de budgettaire inspanningen die na corona op ons wachten. En dat ziet er niet goed uit.
Vorige week publiceerde het Planbureau haar vooruitzichten tot 2026. Doorheen de dagelijkse coronaruis kregen die vrij weinig aandacht, maar zeker voor onze overheidsfinanciën bevatten ze verontrustende indicaties. Na corona blijft ons begrotingstekort hangen op 5% van het bbp. De ontsporing zit volledig aan de uitgavenkant. De primaire overheidsuitgaven (d.w.z. zonder rentelasten) zouden in 2026 uitkomen op bijna 55% van het bbp, 4,8% hoger dan in 2019.
In crisisperiodes moeten overheden bijspringen met tijdelijke steunmaatregelen en productieve investeringen. Net als na eerdere crisissen wordt die les ook nu te weinig opgevolgd. Na elke crisis van de voorbije 30 jaar zijn onze overheidsuitgaven verhoogd, om nooit terug te keren naar het pre-crisis niveau. Structurele uitgaven dus, in plaats van tijdelijke. En ook nu zou het vooral gaan om lopende uitgaven. Volgens het Planbureau, dat zich baseert op het beleid dat vandaag effectief beslist is, zullen de overheidsinvesteringen in 2026 amper 0,1% van het bbp hoger liggen dan in 2019.
In tegenstelling tot de recente slogans over ‘keiharde besparingen’ past dit in een langdurige trend van oplopende overheidsuitgaven. Zonder ingrepen zullen de jaarlijkse primaire overheidsuitgaven in 2026 ruim 12,2% van het bbp hoger liggen dan in 2000. In euro’s van 2019 (dus gecorrigeerd voor groei en inflatie) komt dat overeen met 58 miljard. Die stijging zit vooral in de sociale zekerheid: de jaarlijkse sociale uitkeringen zouden in 2026 ruim 36 miljard hoger liggen dan in 2000. Daarnaast klimmen de werkingskosten (in brede zin) met 9 miljard en de subsidies met 11 miljard. Bij die laatste wordt al te vaak vergeten dat de helft gaat naar openbaar vervoer, dienstencheques, culturele en sociale activiteiten. De overheidsinvesteringen zouden in 2026 amper 1 miljard hoger liggen dan in 2000.
Na deze crisis zullen er inspanningen nodig zijn om de overheidsfinanciën terug op de rails te krijgen. De terugkeer naar een primair begrotingsevenwicht vereist een inspanning van bijna 20 miljard. Op korte termijn is dat niet de absolute prioriteit, maar we moeten ons er wel van bewust zijn dat die inspanning er zit aan te komen.
De auteur Bart Van Craeynest is hoofdeconoom bij Voka en auteur van het boek ‘Terug naar de feiten’