De Belgische justitie: topprioriteit voor de bevolking, maar niet voor onze politici?

Molenbeek – eigenlijk Sint-Jans-Molenbeek – had nooit een al te beste reputatie. Na de recent reeks afrekeningen in het drugsmilieu is dat niet bepaald verbeterd. Dertien schietincidenten sinds september kunnen bezwaarlijk nog worden weggewuifd als “uitzonderlijk”. 

Veel verandering lijkt het vooralsnog niet teweeg te brengen. MR-voorzitter Bouchez uitte forse kritiek op de lokale PS-burgemeester, Catherine Moureaux, daarbij verwijzend naar haar afwijzen van het federale “Kanaalplan” in 2016. Bouchez prees daarbij ook de Antwerpse aanpak. Hij stelde

“In Antwerpen reageert men, in Molenbeek lijden we. Menselijkheid kan kogels niet tegenhouden. De cultuur van communitarisme, engelachtigheid en lafheid in deze gemeente moet ophouden.

Ondertussen probeert Minister van Binnenlandse Zaken Annelies Verlinden de crisis aan te grijpen om voor een fusie van de Brusselse politiezones te pleiten. De Brusselse – Franstalige – politiek is hier echter tegen, omdat dit de macht van de lokale burgemeesters zou inperken. Wel wil de MR dat de Molenbeekse politie onder voogdij wordt geplaatst van Brussels PS-Minister-President Rudi Vervoort, die in theorie politionele bevoegdheid heeft, maar verhinderd wordt deze te gebruiken. Zelfs de oprichting van een gemeenschappelijke aankoopcentrale voor de politiezones van het Brussels Gewest – wat betekent dat alle politiezones gecentraliseerd goederen of diensten kunnen aankopen om betere prijzen te krijgen en om hetzelfde materiaal aan te schaffen – komt er vooralsnog niet.

Brussels N-VA-oppositieparlementslid Mathias Vanden Borre onthulde bovendien dat de stad Brussel (politiezone Brussel Hoofdstad – Elsene) voor vijf miljoen euro en op eigen houtje een schietstand en lokalen inricht aan de Béjarlaan in Neder-Over-Heembeek, nota bene op een terrein dat eigendom is van het Gewest. 

Brussel, een broedplaats voor islamo-fascisme

De falende aanpak is echter niet enkel de schuld van bekrompen Brusselse politieke kaste. Ook justitie draagt een grote verantwoordelijkheid voor veel van wat er misloopt op veiligheidsvlak in Brussel. In een artikel voor opinieZ, beschrijf ik hoe Brussel een broedplaats voor islamo-fascisme werd en hoe de lakse aanpak van “kleine criminaliteit” daar een belangrijke rol in speelde. Daders van dergelijke criminaliteit vonden immers gestadig de weg naar het grotere werk.

De broers Khalid en Ibrahim El Bakraoui, die we nu kennen als twee van de zelfmoordterroristen van 22 maart 2016, kwamen in 2010 al in het nieuws. Dat in het kader van een incident waarbij een van de broers met een AK47 op de lokale politie schoot na een mislukte inbraak op klaarlichte dag. Niet enkel deed toenmalig Brussel PS-burgemeester Freddy Thielemans dit af als een “fait divers, eigen aan de grootstad”, maar nadien was de effectieve bestraffing ook bijzonder beperkt voor wat effectief een moordpoging was door een onverbeterlijke recidivist. 

Hoewel Bakraoui werd gearresteerd en veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf, werd hij in 2014 alweer voorwaardelijk vrijgelaten. Tijdens die korte periode in de gevangenis kreeg hij regelmatig bezoek van zijn neef Oussama Atar, een Belg die opgroeide aan het Willemsplein in Laken en zowel de nummer drie van ISIS werd als het brein achter de aanslagen in Brussel en Parijs. Atar zelf was dan wel in ons land nooit betrokken bij criminaliteit, maar veel van de Brusselse terroristen – vaak zijn jeugdvrienden – zijn begonnen als kleine criminelen die zich in de gevangenis hebben bekeerd tot de fascistische variant van de islam. De Belgische justitie draagt hiervoor een loodzware verantwoordelijkheid, samen met de beleidsmakers die voor onvoldoende gevangeniscapaciteit hebben gezorgd. 

“Gekend zijn bij het gerecht” is onvoldoende

Aan dat laatste, alsook aan de niet-uitvoering van kortere straffen, wil Justitieminister Vincent Van Quickenborne iets doen, en hij slaagde er al in meer budget te krijgen, maar het is natuurlijk allesbehalve eenvoudig om een en ander in korte tijd recht te trekken. Fundamenteel is er echter nood aan een mentaliteitswijziging. Het is niet normaal dat een beperkt aantal personen “gekend zijn bij het gerecht” en telkens maar opnieuw voor allerhande problemen zorgen, zonder al te veel gevolgen in steeds dezelfde wijken en dat iedereen dat maar aanvaardt. Individuele politiemensen en mensen binnen het gerecht doen ongetwijfeld hun uiterste best, maar zonder voldoende infrastructuur en degelijke budgetten komt men niet ver. 

Een taboesfeertje rond het bikkelhard aanpakken van misdadigers

Bij de bevolking is dit alles al lange tijd, minstens sinds de witte mars in de jaren 1990, een absolute topprioriteit, maar op de een of andere manier blijft er in het politiek debat een taboesfeertje heersen rond het bikkelhard aanpakken van misdadigers. Het is niet nodig om nieuwe wetten te maken, maar wat er moet gebeuren is het eenvoudig toepassen van de huidige strafwetgeving. 

Reeds in 2010 kondigde het Brusselse parket in de Anderlechtse wijk Kuregem een “nultolerantie” af, en beloofde justitieminister De Clerck snelrecht. De Kamercommissie justitie keurde een wet goed om de straffen voor geweld tegen de politie te verdubbelen. De uiteindelijke reden waarom dit op weinig uitdraaide? Te weinig personeel. 

Nochtans beschikt de Belgische federale overheid over zeer veel geld. Met name bij de NMBS zijn gigantische besparingen mogelijk, door het schrappen van weinig gebruikte lijnen, bijvoorbeeld. 

Louche toestanden worden openlijk gedoogd

Deze week getuigde journalist Bruno Struys: “Op de plaats in Molenbeek waar 2 dagen eerder een man is neergeschoten, was ik urenlang getuige van drugsdeals, recht voor mij, op klaarlichte dag.” Het geeft aan hoe louche toestanden openlijk gedoogd worden, wat uiteraard in nauw verband staat met de sociologische secessie die in sommige wijken in Brussel aan de gang is, zoals uitvoerig beschreven door de voormalige groene politicus Luckas Vander Taelen.

Om drugsgeweld aan te pakken is niet enkel justitie aan zet. Ook de FOD Financiën kan hier een belangrijke rol spelen. Hiervoor kwam er in 2002 de zogenaamde “kaalplukwet”. In de praktijk blijft dit echter grotendeels dode letter. In 2020 waarschuwden magistraten en speurders in een boek dat misdaad heel erg loont in ons land, als gevolg van het ‘schrijnend’ gebrek aan mensen en middelen om te speuren naar het vermogen van criminelen. In De Tijd stellen ze:

‘Waardevolle initiatieven die sinds de jaren ’90 genomen werden, vaak geïnspireerd op internationaal opgelegde ‘aanbevelingen’, strandden veelal op een schrijnend gebrek aan mensen en middelen. Tot een geïntegreerd financieel recherchebeleid is het tot op heden niet gekomen. Van een geïntegreerde buitgerichte aanpak is geen sprake. Een alomvattend beleid blijft onbestaande.’

Hier zijn geen excuses voor. Die ambtenaren verdienen zichzelf immers terug. 

Meer druk op staten waar Belgische drugsbaronnen zich ophouden

Ook belangrijk is om in dit kader meer druk te zetten op staten waar Belgische drugsbaronnen zich ophouden, van waaruit ze opdrachten tot moord en foltering in ons land uitsturen. Nederland haalde zo al een bekende drugscrimineel terug uit Dubai. 

Fundamenteel is de “war on drugs” echter een verloren zaak, iets waar ik in een tekst voor The Critic meer op in ga. Er is nu eenmaal grote vraag naar dergelijke substanties, en net zoals een verbod op alcohol een gigantische boost aan de misdaadsector zou geven, is dit heden ook het geval voor drugs. Ons land kan echter niet in zijn eentje die omslag doen, en zelfs indien drugs legaal zouden zijn, moet alle overlast die er mee gepaard gaat, uiteraard hard worden bestreden. Dat men drugsverkoop op zich dus wat gedoogt, is één zaak, maar het aanpakken van alle geweld dat er rond hangt mag men nooit tolereren. Zachte heelmeesters maken vuile wonden.  


De auteur Pieter Cleppe is hoofdredacteur van BrusselsReport, een webstek die zich richt op nieuws en analyse met betrekking tot EU-politiek.

Meer