• De Jong: “Het aanbod wordt groter, de Chinese merken komen hier met heel scherpe prijzen op de markt. Dus de consument zal er in een eerste fase wel bij varen. De keerzijde is dat het moeilijk wordt voor de Europese merken die een kleine achterstand hebben op verschillende vlakken, waaronder de productie. Hun winstmarge wordt geringer. Dat maakt het moeilijker om een rendabel businessmodel op te zetten voor elektrische wagens.”
• “De Chinese autosector heeft ook heel wat grondstoffen in handen die men via verwante bedrijven delft. Men maakt de batterijen, de wagens, enzoverder. Wij zijn teveel afhankelijk van Chinese technologie, wat het ook duurder maakt voor de Europese automerken.”

Weinig invoerbeperkingen

• De Europese fabrikanten kunnen inzetten op kleinere auto’s om concurrentie te bieden aan de lage Chinese prijzen, denkt De Jong: “De elektrische Fiat Panda komt eraan, en de Citroën ë-C3, dus iets kleinere modellen die betaalbaarder kunnen zijn. Maar dan spreken we nog steeds over een prijs van 20.000 à 25.000 euro. Wat voor de gemiddelde consument nog heel veel geld is.”
• “De Chinese merken vallen onze markt echt aan. Er zijn hier weinig invoerbeperkingen, de deur staat wijd open. Dat is voor die merken een extra kans. De concurrentiestrijd in hun eigen markt is zeer groot en bij ons hebben ze een extra afvoerkanaal gevonden. Want hier moet de overgang naar elektrische wagens er komen tegen 2035. Dat is een geweldige opportuniteit.”

(ns)