Canadees expert bezocht Antwerpse probleemwijk ‘2060’ en… er is hoop…

De Canadees Doug Saunders, auteur van het boek Arrival City (De trek naar de stad) heeft in de krant The Globe and Mail een verslag gepubliceerd van zijn bezoek aan Antwerpens beruchtste migrantenbuurt, de wijk met postcode 2060, in en om de beruchte Handelstraat. Saunders, wiens werk bekend staat om de inzichten in migrantenproblematiek, was in Antwerpen op uitnodiging van burgemeester Patrick Janssens (SP.A)

2060 staat bekend als een probleemwijk. Zo zijn er dit jaar al vier grote straatgevechten geweest en haalde ook de drugsproblematiek de kranten. De statistieken behoeven weinig commentaar:

  1. de bevolkingsdichtheid is er 5 maal hoger dan in de rest van de stad,
  2. de bewoners zijn veel jonger,
  3. het armoedecijfer ligt er met 15 à 20% tot 60% hoger dan in de rest van de stad,
  4. drie maal zoveel mensen als in de rest van de stad zijn afhankelijk van uitkeringen,
  5. en er heerst chronische werkloosheid alom. Van de 18- tot 64-jarigen zit de helft al lange tijd zonder werk. Gevreesd wordt dat een nieuwe recessie dat cijfer opnieuw boven de 60% doet uitkomen, zoals dat 10 jaar geleden het geval was.

Doch deze cijfers geven onvolledig beeld van wat er eigenlijk gebeurt: eerdere immigranten verhuizen en nieuwe immigranten trekken in.  Tien jaar geleden waren heel wat immigranten van de tweede generatie succesvolle Europeanen aan het worden, aanwezig in de zakenwereld, de politiek en de media. Ze verlieten bijna allemaal ‘de 2060’. Bijna een kwart van de wijk vertrekt elk jaar. Van wie in het district aankwam in 2004 en nog niet teruggekeerd was naar zijn thuisland, was tegen 2010 liefst 63% verhuisd naar een andere buurt. Wie achterblijft is vaak kansarm of illegaal. Wie in de loop van het laatste decennium aangekomen is als arme dorpeling, kwam enkel nog in contact met andere arme dorpelingen. Zij die het maken en als rolmodel kunnen fungeren zijn verhuisd. Ooit was dat anders.

En hoewel Saunders in ‘de 2060’ niet de miserie aantreft die in Parijs of Glasgow bestaat, blijft het een ghetto, waar 1 op 2 inwoners buiten de EU werd geboren en in sommige appartementsblokken één op drie inwoners uit Marokko of Turkije komt.

Saunders conclusies laten aan duidelijkheid weinig te wensen over:

1. Bijna geen enkele leerkracht of politieagent actief in wijk 2060 is daar opgegroeid. “Als je werkt met de weinige agenten die hier opgegroeid zijn, weten ze precies waar te kijken, en hoe situaties onder controle te houden. Als we 50 of 60 meer van die mensen zouden hebben, zou deze buurt er een zonder problemen worden,” zegt Jan Michiels, een ervaren politieagent, die actief is in 2060.
2. Scholen in immigrantenbuurten zijn vaak van een lager niveau en trekken leerkrachten aan die weinig verwachten van de prestaties van hun leerlingen. Scholieren komen zo in een vicieuze cirkel terecht. Immigranten, en vooral de jongens, worden vaak in de laagste onderwijsstromen geplaatst. Slechts 8% van de Belgische moslims gaat naar het ASO – en 70% van hen zijn meisjes.
3. Ouders voelen zich vaak niet betrokken bij het onderwijs van hun kind. De eerste generatie immigranten in de jaren ‘60 had nooit school gelopen, zelfs niet in hun moedertaal, en ook de nieuwe generaties die nu aankomen zijn vaak nog ongeschoold. Veel leerlingen komen uit arme Marrokaanse families die alle ambitie hebben laten varen. Hier is het éénoudergezin dat leeft van een uitkering de regel. Ouders die meer betrokken zijn, zoeken een betere school, en halen zo het goede voorbeeld voor de anderen weg .

De sociale mix die vroeger zorgde voor een vrij succesvolle sociale en economische integratie is grotendeels verdwenen. Succesvolle immigranten trekken weg, net als de autochtone bevolking trouwens.

De stad zette wel een aantal projecten op poten om de buurt op te waarderen. Een aantal nieuwe parken maakte een reeks 19de-eeuwse huizen in de buurt opnieuw aantrekkelijk voor Belgische middenklassers die willen renoveren. Die straten worden gevuld met boetieken en koffiebars, en trekken een goede mix van yuppies en immigrantenfamilies uit de lagere middenklasse aan. Al vermijdt deze laatste groep om zijn kinderen hier school te laten lopen. Aan projecten ontbrekt het niet: naast de parken, zijn er ontmoetingscentra, bibliotheken, openbaar vervoer, en een uitgebreid aanbod volwassenenonderwijs.

Maar Saunders ziet ruimte voor verbetering en versnelling van het proces:

1° Maak van de (piep-)kleine migrantenondernemingen middelgrote bedrijfjes. Vorm de winkelbuurt misschien om tot een soort Marokkaanse soek, die ook toeristen trekt.
2° Richt een middelbare school van topkwaliteit op, waar middenklasseleerlingen -ook van buiten de buurt -graag naartoe willen komen.
3° Trek meer yuppies aan door meer lofts, artiestenateliers en appartementen te bouwen waar nu deprimerende sociale woonblokken staan.

Die diversiteit zou de voorwaarden kopiëren die sommige Noord-Amerikaanse immigrantenbuurten zoals de Lower East Side in New York zo succesvol maakten. Een gezonde mix van ambitie, beroepen en inkomen kan bewoners inspireren en probleembuurten veranderen in succesverhalen – als er economische groei is tenminste.

Maar omdat de economische groei in België voorlopig ver te zoeken is zal de druk op ‘de 2060’ verder worden opgevoerd en dreigt nog meer werkloosheid. En dan wordt het opnieuw een moeilijk decennium voor migranten, besluit Saunders.