Cambodja: louterend in authenticiteit

Geprangd tussen Vietnam, Laos en Thailand, ontpopt Cambodja zich van een ‘te-combineren-met’-land tot een volwaardige bestemming op zich. Het gooit zijn zware oorlogsverleden van zich af, recht de rug en kijkt vooruit. Een bestemming – fantastische service inbegrepen – voor wie het pure Azië wil proeven. Gerrit Op de Beeck (tekst en foto’s) vloog via Hongkong naar Siem Reap en liet zich vanaf daar rondrijden per Vespa en tuktuk.

“Ik heet Yon, maar iedereen zegt Soja”, lacht de veertiger die me opwacht in de luchthaven, ondertussen de handpalmen tegen mekaar houdend, vingers net onder de neusholte, groetend zoals alleen de Aziaten dat kunnen. ‘Sampeah’ heet deze traditionele Cambodiaanse groet, een variant van de Thaise wai. Siem Reap is met zijn 1,4 miljoen inwoners de belangrijkste toeristische invlieghaven van Cambodja, een logische start voor wie het land wil verkennen. Een magneet ook voor wie jong is en werk zoekt. “Wie in de jungle woont en wil werken, maar ter plaatse geen job vindt, komt in Siem Reap terecht”, zegt Christian de Boer, algemeen directeur van het fantastische boetiekhotel Jaya House River Park. Christian, 49, geboren in Nederland, kwam na omzwervingen in Nigeria, Parijs, Singapore en Vietnam hier terecht. Jaya House, zijn baby, is een modelvoorbeeld van nieuwe hotellerie waar service nog in de prijs is inbegrepen. “Ik heb er altijd een punt van gemaakt mijn staff als familie te behandelen”, vertelt hij in de luwte van de palmen in de tuin. “Happy staff means happy guests, leerde ik ooit van Richard Branson.”

Zweven tussen te weinig en te veel

’s Avonds ga ik op stap met Trevor Ranges, een assertieve Amerikaan uit Hawaï die tien jaar geleden de Cambodja-reisgids van National Geographic schreef. “Cambodja is altijd al het zwakkere broertje van de Aziatische landen geweest”, legt hij uit bij een Blonde Ale, een artisanaal lokaal biertje dat het tegengewicht moet bieden voor de multinational-industriepilsjes van Angkor Beer, Anchor Beer (sic) en Cambodia Beer. “Maar de laatste vijf jaar neemt de populariteit van Cambodja wel gestaag toe. Weet je: tot voor kort werd Cambodja steevast gecombineerd met minimum één buurland, nu is het een bestemming op zich.”

Na de aperopils in de rooftopbar van het hotel verhuizen we naar een tafeltje bij Café Indochine, een van de oudste restaurants van Siem Reap. Deze houten villa was ooit de lokale hoofdzetel van de Unesco, nu is het een gereputeerd eetadresje met een caramelkleurige Citroën Traction Avant uit 1935 in de voortuin.

Laat je rijden, en liefst vroeg

Laat het woord Cambodja vallen, en iedereen zegt Angkor Wat. Vriend en vijand zal het beamen: de toeristische hoofdschotel van dit land zijn de tempels van Siem Reap met Angkor Wat als dé bekendste naam. Het is Unesco-werelderfgoed, filmdecor van Tomb Raider (2001, met Angelina Jolie), en de apotheose van elke rondreis. “Ik haal je stipt om zeven uur op zodat we vijftien minuten later aan de poort staan”, had Yon me gebrieft. “Om half acht openen de deuren, met een beetje geluk zijn we bij de eerste honderd.” We starten met Bayon, Central Angkor Thom. Het was inderdaad een goed plan. We waren niet bij de eerste honderd, maar bij de eerste twintig. Ook de Elephant Terrace en de Terrace of the Leper King kunnen we in relatieve rust en voor de grote hitte bezoeken. Wanneer onze privétuktuk (een soort paardenkar gespannen achter een Honda-scooter) ons ’s middags oostelijk verhuist, profiteren we daar weer van de middagrust, wanneer alle groepen ergens onder dak en airco zijn voor de lunch. ’s Avonds neemt Yon me mee naar ‘Dining for a Cause’, een restauranttour verspreid over vier adresjes die allemaal een ngo-ruggensteun genieten, maar eerst wil hij me via een kleine omweg een van de typische avondmarkten laten zien. “Hoe verder je uit het centrum rijdt, hoe interessanter ze worden”, legt hij uit. “Meer locals, minder toeristen.” Daarna gaat het per tuktuk (met één dollar kom je bijna overal) terug richting centrum. Bij Spoons drinken we het aperitief en eten we een voorgerecht. Ober-student Heng licht ondertussen toe hoe de ngo EGBOK (Everything Gonna Be OK) zijn leven weer een doel gaf. In New Leaf eten we de hoofdschotel. Hier biedt SBB (See Beyond Borders) de ondersteuning. Exact 30 procent van de winst wordt geïnvesteerd in opleiding van kansarme jongeren, nog eens 20 procent gaat rechtstreeks als bonus naar het personeel. Het dessertje wordt geserveerd bij Project Y en de after-dinner drink in de tuin van Marum. “Cambodja staat bol van de liefdadigheid en kleinschalige ngo-projecten”, vat Yon samen. “Omdat niemand iedereen kan helpen, maar iedereen iemand.”

Met Italiaanse zwier

De tempels van Angkor zijn over een periode van zeshonderd jaar gebouwd door een hele resem Khmervorsten en verschillen daardoor duidelijk qua bouwstijl. De oudste dateert uit de negende eeuw. In totaal zijn er honderden tempels bewaard, verspreid over zo’n vierhonderd vierkante kilometer. Maar Angkor Wat (de vijf tempeltorens zijn het embleem van de nationale vlag) is het epicentrum, honderd exemplaren op 25 vierkante kilometer. Daar trekken we dag twee naar toe, niet per fiets, tuktuk, e-bike of busje, maar per Vespa. Echte Vespa’s. Lun heet de jongeman. Hij rijdt op een oranje Vespa Sprint 125 en draagt een dito polo. Zelfs het helmpje, dat ook ik ondertussen op mijn hoofd gezet krijg, is netjes geassorteerd in de huiskleur van het bedrijf. De zon is amper op, maar weg zijn we. Angkor Wat, wie wil het niet zien? Officieel is dit het grootste en meest indrukwekkende religieuze bouwwerk ter wereld. Goed, maar het blijkt voor straks, want eerst weet vooral Ta Prohm te verleiden. Hier heeft de natuur weer de bovenhand gekregen, met als resultaat dat de bomen via hun wortels in de tempel infiltreerden. “Deze tempels zijn altijd de ‘chasse gardée’ geweest van Franse archeologen”, legt Lun uit onderweg. “En ze hebben dan ook fantastisch renovatiewerk geleverd.” Als orgelpunt bollen we de achteringang van Angkor Wat binnen, reeds in 1992 door de Unesco geklasseerd als werelderfgoed. Inderdaad, dit is het machtigste, grootste, bekendste maar ook drukste tempelcomplex. Postkaarttoerisme, maar dan in het echt.

Het leven op het water

Ik ben aan mijn vierde dag Cambodja begonnen en het voelt alsof ik al even lang vergezeld word door Catherine Deneuve in haar glansrol in Indochine, een Franse film uit 1992 die zich afspeelt in deze contreien en bekroond werd met een Oscar en een Golden Globe. Ik ruilde de Vespa voor een wagen en bol nu met Yon naar Tonlé Sap, een riant meer van 2.590 vierkante kilometer (bijna acht procent van Cambodja’s totale oppervlakte), ten zuiden van Siem Reap. Cambodja flitst me terug naar het pure Azië waar ik dertig jaar geleden voor het eerst van proefde. Naar lachende mensen die met vier op een scooter zitten. Naar wuivende kinderen die beseffen dat je hun foto maakt, naar een horecawereld waar de gast nog echt gastvrij behandeld wordt. Naar de geur van mango en kokos, oude asfaltbanen onder hoge platanen, de loden hitte, de onkopieerbare attitude van ‘we-leven-vandaag-en-morgen-zien-we-wel’. Doel van de trip is Kampong Phluk, een dorp van paalwoningen waar het waterniveau tot vijf meter kan schommelen. Uitgelaten schoolkinderen willen maar al te graag met de bezoekers op de foto, zonder daar iets voor terug te willen. Alleen al het eindresultaat laten zien op je fototoestelschermpje, doet hen schaterlachen. Twee meter verder liggen oudjes te slapen in een hangmat, anderen eten gehurkt en vliegensvlug dampende soep uit een kommetje. En ik zie frêle vrouwtjes, kromgebogen onder een loodzwaar juk, met aan weerszijden een rieten mand met levende kippen. Na de lunch kruipen we in een long tail-boot en varen de oevers af in een ‘dolce far niente’-sfeertje. We glijden door het grootste zoetwatermeer van Zuidoost-Azië, in rechtstreeks contact met de Mekong. Het is een onmetelijke verlatenheid, een steeds groter wordende stilte.

Van de jungle naar de hoogbouw

Amper een uur duurt het vluchtje dat me van Siem Reap naar de hoofdstad Phnom Penh brengt, maar het shockeffect werkt. Ik krijg de metropool als een natte dweil in het gezicht geslingerd. De drie miljoen inwoners en brede invalswegen brengen me in een totaal andere wereld. Kwestie van mijn start niet te missen, word ik meteen in het bad gegooid. Jimmy, Buck, Khan, Looney en Bobby staan me op te wachten. Ze behoren tot ZIN Adventures, een groepering van alternatieve stadsgidsen opgericht in 2018 door de Amerikaanse zakenadvocaat Brad Gordon. De vijf jongens hebben allen dezelfde achtergrond: het zijn gedeporteerde kinderen die destijds uit Cambodja weggehaald werden of in het buitenland geboren werden. Statutair was echter destijds bepaald dat ze ooit terug moesten. En dat is nu volop aan de gang. Alleen al vorig jaar zond de VS 43 jongelingen retour. “Zonder uitzicht op werk, officiële documenten of welke omkadering ook”, zegt Brad. “Dus hebben we beslist een alternatief gidsbedrijfje op te richten.” Dat het echt anders is, merk ik al snel. Ze nemen me mee naar het graf van de grootste drugdealer ooit in Cambodja – die zijn laatste rustplaats vond in de schaduw van de grootste tempel van Phnom Penh – laten me een oude kerk uit 1881 in de voormalige Europese wijk zien, net als een verlorengegane Citroën-garage waar een Aziatische break van de 2CV onderhouden werd. Ook de sfeer is wat anders. Ik voel me als president Obama die met de Secret Service op stap is. Tenslotte lopen er vijf zware jongens rond mij, van hals tot knokkels volgetatoeëerd en ooit allen lid van een of andere louche bende.

Oosters optimisme in Aziatisch Auschwitz

De volgende dag verken ik met gids Kim de roemrijke hoofdstad grondig. Dertig jaar oorlog en dictatuur hebben Cambodja al die tijd van de toeristische wereldkaart geveegd, het land sidderde onder de terreur van de Rode Khmer. Maar Pol Pot is dood en begraven. Cambodja herademt, zoekt een weg, een toekomst. Sindsdien leeft het land met twee snelheden. Enerzijds de boeren, goed voor tachtig procent van de bevolking, anderzijds de ondernemers, gesteund door vooral Chinese investeerders, aangelokt door de ongebreidelde markteconomie. Ze starten bouwprojecten die het land de moderniteit moeten binnenloodsen. Eerst bezoeken we het Tuol Sleng Museum, schooltje S21, in de realiteit een vernietigingskamp genre Auschwitz. Slik. “Ze waren zo sluw het zelfs een pagode te noemen”, vertelt een geëmotioneerde Kim. “Vergis je niet: er waren er zo 192 in het land. Onbegrijpelijk toch dat dertig jaar na de Tweede Wereldoorlog exact hetzelfde opnieuw kon gebeuren.” En de indrukken worden nog sterker wanneer we vijftien kilometer de stad uitrijden richting het onbegrijpbare: de Killing Fields. Wie de beklemmende verfilming heeft gezien (1984, won 27 internationale prijzen), weet welke afschuwelijke drama’s zich in die periode hebben afgespeeld. Dit massagraf herbergt 20.000 lichamen, waarvan er 9.000 werden opgegraven. “Maar… We hadden 388 Killing Fields in Cambodja”, fluistert Kim me toe wanneer we de gedenkpagode bezoeken, zonder schoenen, zonder hoofddeksel. “Het enige wat we hier vandaag nog kunnen doen, is eeuwig ons respect betuigen.”

Dansen om de oorlog te vergeten

’s Avonds heb ik afgesproken met Sophiline Cheam Shapiro in de bar van ‘Chinese House’, een klasserestaurant ondergebracht in een van de laatste authentieke Chinese gebouwen in het oude centrum. ‘Old world charm’ is een understatement voor het ronduit indrukwekkende interieur, dat teruggaat tot 1904. Sophiline verloor haar vader en twee broers in de burgeroorlog, huwde later een Amerikaan uit de filmwereld van Los Angeles, verhuisde naar de VS, onderwees er traditionele Khmer-dansen aan de academie van Long Beach, maar kwam dan toch weer terug naar Phnom Penh, haar roots achterna. In 2006 richtte ze er een klein privétheatertje op, goed voor 50 zitjes, waar ze klassieke dans en haar verhalen brengt. “Toen ik als zestienjarige geconfronteerd werd met de gruwel van de Rode Khmer heb ik één ding altijd voor ogen gehouden: mijn creativiteit kunnen ze me nooit afpakken.”

Het is al goud wat blinkt

‘Uncle’ noemt hij zichzelf: 78 lentes jong en een van de laatste 400 cyclorijders van Phnom Penh. Cyclo’s, zo noemen ze de driewieler-fietstaxi’s die hier in 1936 geïntroduceerd werden. De getaande Uncle heeft nog evenveel tanden als banden aan de fiets, maar laat zich niet wegdringen in het verkeer. Kim troont me mee naar het koninklijk paleis en de zilveren pagode. Een uithangbord, bekend plaatje van de hoofdstad, typische praal en pracht. Lunchen doen we in de gegeerde Elephant Bar van het Raffles Hotel Le Royal, een instituut waar obers in stijfwitte uniformen me op geraffineerde wijze wegwijs maken tussen de 110 soorten gin. Maar ik houd het op een Femme Fatale, een cocktail ontworpen voor Jacqueline Kennedy tijdens haar bezoek in 1967.

Praktisch

Het koninkrijk Cambodja is een land in Zuidoost-Azië. In het noorden heeft het een 541 kilometer lange grens met Laos. In het noordwesten en westen heeft het een 745 kilometer lange grens met Thailand en in het oosten en zuidoosten heeft het een 1.228 kilometer lange grens met Vietnam. Aan de kust grenst het aan de Golf van Thailand.

Het toerisme was in de afgelopen jaren de snelstgroeiende sector van de Cambodjaanse economie. Dit ondanks dat er door buitenlanders een relatief duur visum betaald moet worden en er hoge toegangsprijzen zijn voor monumenten, historische sites, musea en dansopvoeringen.

Cambodja heeft een tropisch moessonklimaat. Goodbye reisde in februari en dat valt midden in het droge en warme seizoen: hete dagen, warme nachten. De gemiddelde temperatuur is ongeveer 30 graden. Het regenseizoen, hier het groene seizoen genoemd, loopt van april tot november.

In Siem Reap verbleven we in het fantastische Jaya House River Park, een boetiekhotel flirtend met de perfectie net buiten het drukke stadscentrum, maar met eigen tuktuks die permanent ter beschikking staan. Prachtige kamers, zeer verzorgd restaurant, rooftop bar en twee zoetwaterzwembaden.

Ook in Phnom Penh was het een en al charme in de La Rose Suites, een stadshotel met 68 XL-kamers verspreid over twee gebouwen. Klein zwembad, frisse kamers met hemelbed en regendouche. De staff – a rato van één per kamer – is zo gedienstig dat het bijna ongemakkelijk wordt. Goede prijs-kwaliteitsverhouding.

Deze reis werd à la carte uitgetekend door de gespecialiseerde touroperator Best of Travel, dé specialist voor individuele reizen op maat. Check zeker hun website voor inspirerende voorbeeldreizen. Concrete Cambodja-reisplannen? Maak vooraf een afspraak zodat je bij de juiste travel designer terecht komt! Contacteren kan via info@bestoftravel.be, 051/700 516 of laat je inspireren op www.bestoftravel.be.

Goodbye vloog met Cathay Pacific, dat Brussel rechtstreeks verbindt met Hongkong. Daar stap je naadloos over, zowel naar Siem Reap als Phnom Penh, met zustercarrier Cathay Dragon. De Brusselvlucht wordt uitgevoerd met een nieuwe A350, uitgerust met een Premium Economy-klasse voor wie gesteld is op meer ruimte en service.

Voor Cambodja heb je een paspoort nodig én een e-visa. Je kan ook een ‘visa bij aankomst’ vragen, maar soms zijn er wachtrijen en kost dit wat tijd. Ter plaatse rekent men in Amerikaanse dollars. ATMs zijn aanwezig in het straatbeeld, voorzie voldoende kleine coupures. Hou rekening met hoge temperaturen en sla muggenspray in. Het tijdsverschil met Brussel bedraagt +6 uur