“We zetten in op een verdere verlaging van de lasten op arbeid”, zo stond in het regeerakkoord van 2020. Maar in de vandaag uitgebrachte statistieken van de landenkoepel OESO is daar niets van te merken.
De essentie: De lasten op arbeid zijn nergens in de geïndustrialiseerde wereld zo hoog als in ons land, zo blijkt uit het jaarlijkse rapport Taxing Wages van denktank OESO.
De details: De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling berekent voor elk van haar lidstaten de loonwig of ’tax wedge’: het verschil tussen de loonkosten die de werkgever betaalt en het nettoloon dat de werknemer overhoudt. Het gaat om de som van de werkgevers- en werknemersbijdragen en de inkomensbelasting en geeft dus aan wat de lasten op arbeid zijn.
- Voor een alleenstaande werknemer komt de loonwig uit op 53,0 procent in 2022.
- Die 53 procent is de som van inkomensbelasting (20,7 procent van de loonkosten), werknemersbijdrage (11 procent) en werkgeversbijdrage (21,3 procent).
- Dat percentage zit in de lift: een jaar eerder kwam de belastingdruk uit op 52,6 procent en het jaar daarvoor op 51,5 procent. Van lagere lasten op arbeid is dus geen sprake: de belastingdruk stijgt alleen maar.
- België is het enige land waar de grens van 50 procent van de loonkosten overschreden wordt. Anders gesteld: ruim de helft van wat de werkgever betaalt, gaat naar de staat of de sociale zekerheid.
- Het verschil met de andere landen wordt groter. Net als vorig jaar staat Duitsland op twee, maar daar daalt de belastingdruk tegenover 2021 wat.
Tabel: belastingdruk op arbeid (alleenstaande werknemer) – bron: Oeso


Tweeverdieners
Nog meer: De Belgische fiscaliteit benadeelt zoals bekend de singles, nochtans een groeiende bevolkingsgroep. Maar ook een ander gezinstype, tweeverdieners met twee kinderen, wordt nergens zo zwaar belast als in België.
- Voor die categorie komt de loonwig wel nog onder de grens van 50 procent, op 45,5 procent (zie de witte blokjes op de onderstande grafiek).
- Ook dat is een stijging tegenover de vorige jaren.
