Het Grondwettelijk Hof heeft geoordeeld dat het begrip “(ab)normaal beheer van het vermogen” voldoende duidelijk is voor de belastingplichtige. VUB-professor fiscaal recht Michel Maus spreekt van een gemiste kans om een van de meest arbitraire bepalingen uit de fiscaliteit te wijzigen.
Wie in ons land belegt, moet in principe geen belastingen betalen op de meerwaarden. Al kan de fiscus alsnog een deel van die inkomsten afromen.
Indien de belastingdienst oordeelt dat de verrichtingen niet zijn gebeurd in het kader “van een normaal beheer van je vermogen”, worden de inkomsten uit die privébelegging belast als diverse inkomsten. Dat betekent dat je een belasting van 33 procent moet betalen over de gerealiseerde meerwaarde.
Quasi vrij spel voor de fiscus
De bovenstaande regeling stoot al een tijdje de fiscalisten, waaronder Maus, tegen de borst. Volgens de VUB-professor krijgt de fiscus quasi vrij spel om te bepalen of die inkomsten al dan niet belast worden.
“De wettekst is zeer onduidelijk over wat “een normaal beheer van je vermogen” is. De belastingplichtige hangt de facto af van de interpretatie die de fiscale administratie geeft aan dit begrip. De subjectieve opvattingen van dit begrip kunnen dan ook sterk verschillen”, zegt hij in een reactie aan onze redactie.
Een tijdje geleden kon een fiscale rechter worden overtuigd om de kwestie voor te leggen aan het Grondwettelijke Hof. Het bijzondere rechtscollege heeft nu geoordeeld dat het begrip “(ab)normaal beheer van het vermogen” voldoende duidelijk is voor de belastingplichtige. “Dit is zeer teleurstellend en getuigt niet van veel fiscale praktijkkennis”, zegt Maus.
Veel macht voor de fiscale administratie
“Ook de stelling van het Grondwettelijk Hof dat het aan de fiscale administratie is om “normaal beheer” te interpreteren onder toezicht van de rechterlijke macht is moeilijk te vatten”, gaat hij verder. “Het is in de eerste plaats aan de wetgever om duidelijke en voorspelbare fiscale bepalingen in te voeren, en niet aan de fiscale administratie om een eigen interpretatie te geven aan wat belastbaar of niet belastbaar is.”
Maus stelt zich ook vragen bij het feit dat het Grondwettelijk Hof schermt met het argument dat de belastingplichtige naar de Dienst Voorafgaande Beslissingen (de rulingdienst) kan stappen om rechtszekerheid te krijgen over zijn situatie. “Het Grondwettelijk Hof kent hier zeer veel macht toe aan de fiscale administratie, macht die hier eigenlijk enkel aan de wetgevende macht toekomt”, aldus de VUB-professor.
Hij merkt op dat weinig belastingplichtigen de moed hebben om een fiscale procedure tegen de fiscus op te starten. Uit de statistieken van de FOD Financiën blijkt dat de fiscale rechtbanken slechts in 6,6 procent van de fiscale dossiers de belastingplichtige over de hele lijn gelijk geven.
Alternatieven
“Het slechtste wat de politiek kan doen is zich nu neerleggen bij dit arrest van het Grondwettelijk Hof”, benadrukt Maus. Volgens hem zijn er voldoende alternatieven voor het vage begrip “normaal beheer van het vermogen.”
Hij haalt het voorbeeld aan van de meerwaardebelasting die soms moet betaald worden bij de verkoop van vastgoed. Wanneer een woning binnen de vijf jaar verkocht wordt, moet je een belasting op de meerwaarde betalen. Voor gronden is dat acht jaar. “Dit zijn duidelijke bepalingen en geven geen ruimte voor interpretatie”, verduidelijkt de fiscalist. “Bij aandelen zou men bijvoorbeeld kunnen stellen dat je belastingen op de meerwaarden moet betalen als je de effecten binnen het jaar verkoopt met een meerwaarde.”
De opmerkelijke uitspraak van Het Grondwettelijk Hof komt er kort nadat Ivan Van de Cloot, de hoofdeconoom van denktank Itinera, en de gerenommeerde fiscaal advocaat Victor Dauginet hebben opgeroepen om de menselijke band tussen de fiscus en de burgers te herstellen. Ze wezen onder meer op het agressieve taalgebruik van de fiscus, zoals “aanslag van ambtswege” of “dwangbevel”, en de vaak bikkelharde procedureslagen. De vrije interpretatie over wat goed beheer van het vermogen is, is hierbij zeker geen goede zaak. “Het is net conflictbevorderend”, aldus Maus.
(lb)