Sinds de val van de Berlijnse muur in 1989, die het einde van het communistische tijdperk inluidde, riepen columnisten en geschiedkundige denkers dat het westerse liberalisme met haar 4 onverzettelijke waarden finaal had getriomfeerd. De hele wereld verlangde naar persoonlijke vrijheid, verregaande mensenrechten, een participatieve democratie én een open en vrije markt.
In 1992 schreef historicus Francis Fukuyama de bestseller ‘Het einde van de geschiedenis en de laatste mens’. Daarin toonde hij op eloquente en empirische wijze aan dat het westerse democratiemodel in al haar varianten het pleit had gewonnen van autocratische, communistische en fascistische alternatieven. Die werden allemaal in de eerste 80 jaar van de twintigste eeuw uitgetest door verschillende regimes. Uiteindelijk botsten ze alle tegen de muur van de ontembare roep naar persoonlijke vrijheid, kansengelijkheid én het recht op meningsuiting.
Het Chinese alternatief
Covid-19 bewijst dat deze 4 pijlers onherroepelijk onder druk staan, zoals we recent al schreven in een eerdere ANDERS BEKEKEN. Eerst en vooral blijken de pragmatische Chinezen een zeer interessant alternatief te hebben ontwikkeld . Het ‘autocratische kapitalisme’ speelt uitstekend in op de geldbeluste volksaard van de Chinezen. Anderzijds zorgt het land er toch voor dat één centraal orgaan, nog altijd wat ironisch de ‘Chinese Communistische Partij’ genoemd, de teugels extra strak in handen houdt. De laatste maanden hebben aangetoond dat een rigoureuze ‘top down’-aanpak om een virus te temmen – zeker als je 1.3 miljard burgers telt – waarschijnlijk de beste manier is, wat de liefhebbers van de Nieuw Zeelandse aanpak ook mogen denken.
Vooraleer het coronavirus zich een weg baande door het westerse liberale hart bleven drie van de vier waarden nog min of meer overeind: respect voor persoonlijke vrijheid, onze markteconomie en onze bescherming van de mensenrechten.
De vierde pijler
Over de vierde pijler, met name de werking van de democratie, waren al veel meer twijfels gerezen. Vooral de Europese variant – de proportionele vertegenwoordiging, waarin elke stem evenveel weegt – stond de laatste 25 jaar zwaar onder druk. Door de polarisatie, de versnippering van stemmen over een eindeloze reeks partijen, de complexe besluitvorming, eindeloze compromissen en ga zo maar even door, leken onze democratieën almaar stuurlozer. Dat leidde tot een grote drang om lokaal, op lager niveau, of Europees, op hoger niveau, beslissingen ongedaan te maken om toch enige vooruitgang te boeken.
De Angelsaksische variant: ‘First past the post’
De Angelsaksische variant daarentegen – het ’ first past the post’-systeem waarin enkel de winnende stemmen tellen en in het parlement worden vertegenwoordigd – bleef het verrassend lang goed doen. In de globale perceptie althans en robuust ondersteund door de sterke economieën van de VS en Groot-Brittanië. Wie herinnert zich nog het foutloos parcours van ‘Cool Britannia’- een meesterlijke slogan – dat zich uitte in de perfecte organisatie van de beste Olympische Spelen in de twintigste eeuw (London 2012) én het gezonde zelfvertrouwen van de modale Brit onder Cameron tot de brexit het land verscheurde? Hier kon je wel beslissingen nemen want je had maar één patron, één verenigde en gelijkgestemde regering, die het beleid bepaalde en krachtdadig de toekomstige koers van het land kon uitstippelen.
Hier wringt dan ook het schoentje. Dit systeem zorgde voor frustratie bij vele kiezers, die zich niet gehoord voelden omdat ze zich niet met de ene of andere partij konden vereenzelvigen. Uit armoede stemden ze dan maar voor de rechtse – lees Republikeinse of Conservatieve Partij, of linkse – lees Democratische of Labour Partij .
Weggegooide stemmen
Terwijl in Europa iedereen zijn stem kwijt kan en veel thematischer en gerichter kan kiezen, gaande van de Groene, de Communistische partij, een grote groep populistische partijen tot de partij voor het dierenwelzijn, zijn die stemmen in de Angelsaksische democratieën altijd weggegooide stemmen, die zich nooit vertalen in enige bestuursmacht.
In de Verenigde Staten is de situatie extra schrijnend. Mensen als Mitt Romney, George W. Bush of John Mc Cain zaliger kijken vandaag met afkeer naar een Republikeinse Partij, die niets meer te maken met de Republikeinse waarden van zelfvoorziening en zelfbestemming, een grote afkeer van corruptie, een sterk geloof in ondernemerschap en een groot geloof in de vrijheid van het individu. Maar als je Bill Clinton of JFK Kennedy zaliger heet, keert je maag als je machteloos moet toekijken hoeveel Amerikanen hun geloof uitdrukken in de ‘socialistische’ recepten van Bernie Sanders en Elizabeth Warren.
VS niet zo verschillend van Europa
Deze grafiek van The Economist uit 2016 – vervang Hillary Clinton door Joe Biden- maakt deze problematiek duidelijk. De VS bestaan eigenlijk niet uit twee partijen, maar op de keper beschouwd uit vijf partijen en lijkt dus zeer sterk op de Europese parlementaire democratieën, althans in stemintentie. Ook in de Amerikaanse maatschappij heersen er veel meer genuanceerde visies en meningen en is niet alles zwart of wit – goed of slecht afhankelijk van je eigen zienswijze – maar zijn er veel meer grijze tinten.
Het zou alvast een interessant experiment zijn om de politici in de VS terug ‘ the art of the compromise’ te leren, iets wat tot aan het presidentschap van Bill Clinton nog bestond. De verharding van de standpunten is er vooral gekomen sinds Obama president is geworden en is met Trump alleen maar crescendo gegaan. Ook dat systeem zal uiteindelijk op dezelfde limieten botsen als degene die wij kennen. Maar het zou alvast even de lont uit het kruitvat kunnen halen, zodat de gemoederen overzees wat kunnen bedaren. We mogen immers niet onderschatten hoe diep de kloof is en hoe twee bevolkingsgroepen – je kan ze bijna sektes noemen – elkaar figuurlijk naar het leven staan. Er hoeft niet veel mis te gaan om de sfeer nog grimmiger te maken.