De Amerikaanse presidentsverkiezingen hebben een bijzonder hoog prijskaartje. Kiescampagnes moeten ferm gesponsord worden. Business AM sprak erover met Herman Matthijs, professor openbare financiën en politieke structuren in de Verenigde Staten.
Beluister hier het volledige interview met professor Matthijs:
De essentie: Naast federale partijfinanciering is ook private sponsoring van Amerikaanse partijen nodig. De campagnekosten zijn namelijk spectaculair gestegen. Private sponsors hanteren echter wel een voor-wat-hoort-wat-beleid.
- Matthijs: “Er is een publieke partijfinanciering op federaal vlak, die wordt gecontroleerd door de Federal Election Commission. Als je als presidentskandidaat minstens één kiesman haalt op de 538 in het kiescollege, dan kan je je campagnegeld terugkrijgen. Maar de laatste tientallen jaren zijn alleen de Democraten en Republikeinen aan kiesmannen geraakt. Dus alle andere partijen in Amerika moeten dat allemaal zelf betalen.”
- “In 2000 was de totale kost van een campagne maar 3 miljard en in 2020 zaten we al aan 14 miljard, dus dat is enorm geëxplodeerd. De campagnesetting is, zeker met de sociale media, bijzonder duur geworden. Kiescampagnes in prime time op een groot netwerk kosten meer dan een miljoen dollar per minuut. Dan volstaat het eigen geld en de publieke partijfinanciering ook niet meer.”
Benoemingen eisen
- “Sponsoring mag in Amerika, maar dat moet wel aangegeven worden. Het valt wel op dat vakbonden en milieuverenigingen grotendeels donaties doen aan de Democratische partij, terwijl de wapenindustrie en de chemische industrie eerder een steun geven aan de Republikeinse partij”, merkt de professor op.
- “Milieugroepen en vakbonden gaan niet zomaar geld geven. Zij gaan eisen dat degene aan wie ze het geld hebben gegeven, iets voor hun doet. Dat kunnen benoemingen zijn, maar dat kan ook op vlak van wetgeving zijn. De pijplijn van Alaska naar de Verenigde Staten was voor Trump helemaal geen probleem was, terwijl Biden daar weer wat problemen rond maakt”, haalt Matthijs aan. “Dat is allemaal heel moeilijk te meten, we weten niet exact hoeveel giften er worden gegeven.”