De Week van de Mobiliteit is traditioneel het moment waarop we onszelf een spiegel voorhouden. We worden herinnerd aan de files, de CO₂-uitstoot, de stress van elke ochtend- en avondspits. Campagnes roepen ons op om de fiets te nemen, het openbaar vervoer te gebruiken of onze wagen vaker te laten staan. Stuk voor stuk waardevolle boodschappen.
Maar in mijn rol als bedrijfsleider zie ik dat het verhaal vandaag breder is. Mobiliteit gaat niet alleen over de verplaatsing van A naar B. Het gaat evenzeer over waar we werken, hoe we werken en welke keuzes we als samenleving maken rond de balans tussen productiviteit, cultuur en welzijn.
De terugkeer naar de baan
Wie rondkijkt, ziet dezelfde beweging: we zijn met z’n allen opnieuw vaker onderweg. Deels uit noodzaak, want klanten verwachten het, meetings worden opnieuw fysiek ingepland, concullega’s zijn weer zichtbaar aanwezig. Niemand wil achterblijven.
Tegelijk groeit ook binnen organisaties de verwachting dat medewerkers opnieuw vaker op kantoor verschijnen. En opvallend genoeg komt die verwachting niet alleen van leidinggevenden, maar ook van collega’s zelf. Want hoe digitaal we ook vergaderen, er is nog altijd de vrees om los te komen van de cultuur van het kantoor, van de informele babbels aan de koffiemachine, van het ‘wij-gevoel’ dat ontstaat als mensen elkaar zien.
Die terugkeer naar de fysieke werkvloer schuurt. Want tegelijk geloven we nog altijd in thuiswerk als één van de antwoorden op het mobiliteitsplezier. Het werd jarenlang gepresenteerd als een wondermiddel: minder files, minder CO₂, meer tijd voor gezin of hobby’s, meer flexibiliteit. Het past perfect in het discours van work-life balance en duurzaamheid. Tegelijkertijd merken we dat de realiteit genuanceerder is. Want wie altijd thuis werkt, mist ook iets: de spontane samenwerking, de zichtbaarheid binnen een team, de kleine signalen die je alleen opvangt als je in dezelfde ruimte zit. Thuiswerk lost veel op, maar creëert tegelijk nieuwe problemen.
Het ongemakkelijke aan dit alles: er bestaat geen eenduidig juist antwoord.
- Meer op kantoor: sterker teamgevoel, meer cultuur, maar ook meer tijdverlies, meer stress in de file en minder flexibiliteit.
- Meer thuiswerk: meer autonomie, meer rust en betere work-life balance, maar ook risico op vervreemding, ongelijke samenwerking en een zwakker groepsgevoel.
Dus is de oplossing simpel: hybride modellen. In theorie de gulden middenweg, maar in de praktijk vaak bron van nieuwe spanningen: wie bepaalt welke dagen? Hoe zorg je dat remote medewerkers zich niet uitgesloten voelen? Hoe garandeer je gelijke kansen in vergaderingen waar sommigen fysiek en anderen digitaal aanwezig zijn? De waarheid is dat elke keuze nadelen met zich meebrengt. We botsen op de grenzen van het ideaalbeeld.
Met de M van mobiliteit en mentaliteit
Ik geloof eigenlijk niet langer dat mobiliteit een puur logistiek of infrastructuurprobleem is. Het is een mentale oefening. Een oefening in flexibiliteit, in wederzijds begrip, in het leren omgaan met imperfectie. We kunnen niet tegelijk altijd bereikbaar zijn, volledig cultureel ingebed blijven, de files vermijden, de ecologische voetafdruk minimaliseren en iedereen zijn ideale work-life balance gunnen. Wie dat belooft (en gelooft), leeft in een illusie. Wat we wel kunnen doen, is eerlijker zijn in onze gesprekken. Eerlijk erkennen dat er spanningen bestaan, dat elke keuze winnaars en verliezers kent. En vooral: dat leiderschap niet draait om het vinden van ‘de juiste oplossing’, maar om het creëren van een cultuur waarin dit gesprek telkens opnieuw gevoerd mag worden.
Als bedrijfsleider voel ik die verantwoordelijkheid elke dag. Ik krijg op hetzelfde moment vragen van medewerkers die meer thuiswerk willen, en signalen van collega’s die willen dat hun collega’s meer op kantoor zijn. Ik hoor klanten die verwachten dat we fysiek aanwezig zijn, maar zie tegelijk hoe de files ons tijd, energie en productiviteit kosten.
Mijn rol is niet om één richting op te leggen, maar om de ruimte te creëren waarin we samen zoeken naar evenwicht. Een evenwicht dat bovendien niet statisch is, maar mee evolueert met de context: een drukke projectperiode vraagt iets anders dan een rustige maand, de ene medewerker heeft meer nood aan nabijheid dan de andere.
Laat ons daarom de Week van de Mobiliteit niet herleiden tot tips om vaker te fietsen of met het openbaar vervoer te gaan. Laten we dit moment gebruiken om bredere vragen te stellen. Hoeveel flexibiliteit gunnen we onszelf en elkaar? Hoe combineren we efficiëntie met cultuur? Zijn we bereid keuzes te maken die nooit voor iedereen perfect zullen zijn?
Het is verleidelijk om te zoeken naar het ideale model. De harde realiteit is dat die modellen altijd tekortschieten. De enige weg vooruit is blijven praten, blijven afwegen, blijven aanpassen. Mobiliteit is immers niet alleen een kwestie van files oplossen. Het is een spiegel van de keuzes die we maken over samenleven en samenwerken. En misschien is dat wel de belangrijkste les van deze Week van de Mobiliteit: dat het antwoord niet te vinden is in de illusie van één juiste oplossing.
Kristof De Roeck, ondernemer en Managing Director van communicatiebureau All Colors of Communication

