Naarmate de mens ouder wordt, verliest de slaap aan kwaliteit. Dat kan uiteindelijk belangrijke gezondheidsproblemen hebben en bijdragen tot het fysieke aftakelingsproces dat met de veroudering gepaard gaat.
Dat zegt het boek ‘Why We Sleep’ van Matthew Walker, directeur van het Center for Human Sleep Science aan de University of California. Walker waarschuwt dat de verslechterende slaapkwaliteit vaak zelfs niet wordt opgemerkt. Daardoor lukt het volgens de wetenschapper vaak niet om efficiënte maatregelen te nemen tegen gezondheidsproblemen die aan slaapstoornissen kunnen worden toegeschreven. “Op latere leeftijd heeft de diepe slaap zowel kwalitatief als kwantitatief veel ingeboet,” betoogt Matthew Walker. “Dat heeft gevolgen voor de cardiovasculaire gezondheid, het immuunsysteem en het metabolisme. Ook het leervermogen en het geheugen lijden onder een gebrekkige diepe slaap, terwijl het risico op dementie toeneemt.” “Dat proces begint tussen het dertigste en veertigste levensjaar, waarbij de hersengolven van de diepe slaap kleiner, minder krachtig en minder frequent worden. Tegen men vijftig jaar wordt, is tot 70 procent van de diepe slaap uit de tienerjaren verdwenen. Op zeventigjarige leeftijd kan dat verlies tot 90 procent oplopen.”
Fragmentatie
Daarnaast moet volgens Matthew Walker ook gewag gemaakt worden van een toenemende fragmentatie. “Naarmate de mens ouder wordt, zal de nachtrust frequenter worden onderbroken,” merkt hij op. “Dat heeft vaak te maken met lichamelijke ongemakken of blaasproblemen. Daardoor wordt ook de slaapefficiëntie aangetast.” “Op tachtigjarige leeftijd is de slaapefficiëntie tot minder dan 80 procent teruggezakt. Daardoor zal men een nacht van acht uur meer dan anderhalf uur wakend doorbrengen. Een goede slaapefficiëntie scoort meer dan 90 procent. Dat kan leiden tot een hogere mortaliteit, een slechtere fysieke gezondheid en afkalvende cognitieve functies, gekenmerkt door vergeetachtigheid.” De derde pijler van de slaapproblemen op latere leeftijd wordt volgens Walker gevormd door circadiaanse storingen. “De lichamelijke klok bepaalt het patroon van slapen en waken,” verduidelijkt hij. “Ouderen krijgen sneller op de avond met slaperigheid te maken. Dat is het gevolg van een vervroegde productie van melatonine, die onder meer de lichaamstemperatuur doet dalen.” “Die korte slaapmomenten hebben echter een negatieve impact op de kwaliteit van de nachtrust. Tegelijkertijd zorgt de circadiaanse klok op latere leeftijd voor een ontwaken tussen vier en vijf uur in de ochtend. Daardoor dreigt men in de loop van de dag geregeld in te dommelen, waardoor de nachtrust verder in het gedrang komt.” Het probleem kan volgens de auteur gedeeltelijk worden aangepakt door een blootstelling aan licht tijdens de avond. Daardoor wordt de productie van melatonine onderdrukt en worden buien van slaperigheid tegengegaan. Om de kwaliteit van de nachtrust zelf te verbeteren, kan voor het slapen gaan de toediening van een dosis melatonine worden voorgeschreven. (mah)