Key takeaways
- Greenpeace heeft een rechtszaak van 300 miljoen dollar aangespannen tegen Energy Transfer over de protesten tegen de Dakota Access Pipeline.
- De organisatie ontkent de protesten te hebben geleid.
- Als Greenpeace aansprakelijk wordt gesteld voor de schade, zou de organisatie failliet kunnen gaan.
Er is een belangrijke juridische strijd aan de gang in North Dakota, waarbij Greenpeace een potentiële financiële catastrofe te wachten staat als gevolg van een rechtszaak aangespannen door Energy Transfer, het bedrijf achter de controversiële Dakota Access Pipeline. De pijplijn, die in 2017 olie begon te transporteren na de steun van president Trump tijdens zijn eerste ambtstermijn, stuitte op wijdverspreide protesten in de buurt van het Standing Rock Sioux Reservaat.
Energy Transfer beweert dat de protesttactieken van Greenpeace het project hebben vertraagd en aanzienlijke financiële schade hebben veroorzaakt. De rechtszaak beschuldigt Greenpeace van het opzetten van een plan om de aanleg van de pijpleiding te verstoren en lichamelijk letsel toe te brengen aan werknemers en infrastructuur van Energy Transfer. Greenpeace ontkent deze aantijgingen ten stelligste, beweert dat het de protesten niet heeft geleid en benadrukt het belang van vrije meningsuiting in hun milieuactivisme.
De zaak tegen Greenpeace
De organisatie waarschuwt dat als ze aansprakelijk wordt gesteld voor de geclaimde 300 miljoen dollar aan schade, ze failliet zou kunnen gaan, waardoor er een einde zou komen aan meer dan vijf decennia van milieuactivisme. De rechtszaak, die vijf weken zal duren, begint maandag met de juryselectie. Deze rechtszaak volgt op een eerdere federale zaak die Energy Transfer in 2017 aanspande, waarin beweerd werd dat demonstranten de Racketeer Influenced and Corrupt Organizations Act (RICO) schonden. Die zaak werd door een rechter verworpen.
Er is bezorgdheid geuit over de eerlijkheid van het proces, gezien de locatie in olierijk North Dakota, waar voormalig gouverneur Doug Burgum momenteel aan het hoofd staat van het ministerie van Binnenlandse Zaken onder de Trump-regering. Greenpeace vreest dat ze in deze omgeving geen onpartijdige hoorzitting kunnen krijgen. De aanleg van de pijplijn trok wereldwijde aandacht tijdens de eerste ambtstermijn van president Trump, toen inheemse Amerikaanse groepen een kamp oprichtten om zich te verzetten tegen de doorgang van de pijplijn in de buurt van Standing Rock.
De protesten en de pijplijn
De protesten bereikten begin 2017 een hoogtepunt met meer dan 10.000 deelnemers, waaronder vertegenwoordigers van meer dan 200 inheemse Amerikaanse stammen, veteranen van het Amerikaanse leger, acteurs en politieke figuren zoals Robert F. Kennedy Jr. Er vonden honderden arrestaties plaats, met beschuldigingen van buitensporig geweld door de autoriteiten, waaronder het gebruik van pepperspray, ijskoud water, geluidskanonnen, bean-bag rondes en rubberen kogels.
Greenpeace houdt vol dat het de protesten niet leidde, maar “geweldloze, directe-actietraining” gaf aan de deelnemers. De rechtszaak is gericht tegen Greenpeace USA, haar in Washington DC gevestigde financieringstak, Greenpeace Fund Inc. en haar in Amsterdam gevestigde moederorganisatie, Greenpeace International.
Tegenproces aangespannen door Greenpeace
Los daarvan heeft Greenpeace bij de Nederlandse rechtbank een rechtszaak aangespannen tegen Energy Transfer, waarin het bedrijf beweert dat het op strategische wijze juridische procedures gebruikt om kritiek de kop in te drukken. De aanklacht is gericht op het verhalen van schade als gevolg van de “back-to-back, meritless lawsuits” van Energy Transfer.
Wil je toegang tot alle artikelen, geniet tijdelijk van onze promo en abonneer je hier!