In het afgesloten gebied rond de ruïnes van kerncentrale van Tsjernobyl in Oekraïne heeft de natuur zich opmerkelijk hersteld. Dat blijkt uit een onderzoek van wetenschappers aan de University of Portsmouth. In april volgend jaar is het precies drie decennia geleden dat de kerncentrale van Tsjernobyl door een ontploffing werd vernield.
Na de ramp werd een gebied van 4.200 vierkante kilometer afgesloten. Daarbij werden ook 116.000 bewoners geëvacueerd. In de eerste jaren na de ramp bleek ook het wildbestand in de regio gevoelig gedaald te zijn, maar vele populaties – onder meer herten, wolven en zwijnen – hebben zich meer dan hersteld. Er werd echter geen onderzoek gedaan naar de impact van straling.
“In het gebied rond Tsjernobyl leven op dit ogenblik wellicht meer dieren dan voor de ramp met de kerncentrale,” merkt onderzoeker Jim Smith, professor milieuwetenschappen aan de University of Portsmouth, op.
“Dat betekent niet dat nucleaire straling een positieve impact heeft op het wildbestand, maar wel worden de dieren niet meer bedreigd door activiteiten van de mens, zoals jacht, landbouw of bosontginning. De mens heeft zich immers helemaal uit het gebied weggetrokken.”
Mens erger dan kernenergie?
De resultaten van het onderzoek wijzen volgens Jim Smith vooral op de opmerkelijke veerkracht die de natuur tentoon spreidt en die ervoor zorgt dat flora en fauna zich na incidenten onverwacht snel kunnen herstellen.
Uit de resultaten van het onderzoek kan volgens de wetenschappers echter ook worden afgeleid dat de impact van menselijke activiteiten op de natuur groter zijn dan de invloed van rampen zoals een kernontploffing. “Wanneer de natuur bevrijd wordt van de druk van de menselijke leefomgeving, blijkt het wildbestand een opmerkelijke veerkracht te illustreren,” stippen de onderzoekers aan.
Het rapport kan volgens de onderzoekers aan de wetenschap en het beleid tevens een beter inzicht bezorgen over de gevolgen die ook de ramp met de kerncentrale van Fukushima Dai-Ichi in Japan zal hebben.