De lasten op arbeid zijn nergens in de geïndustrialiseerde wereld zo hoog als in ons land, zo blijkt uit het jaarlijkse rapport Taxing Wages van landenorganisatie OESO. België is, zoals de voorbije jaren, ook het enige land waar de grens van 50 procent van de loonkosten overschreden wordt.
Waar gaat het om: De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling berekent voor elk van haar lidstaten de loonwig of ’tax wedge’: het verschil tussen de loonkosten die de werkgever betaalt en het nettoloon dat de werknemer overhoudt.
👉 Het gaat om de som van de werkgevers- en werknemersbijdragen en de personenbelasting en geeft dus aan wat de lasten op arbeid zijn.
De cijfers: Voor een alleenstaande werknemer komt de Belgische loonwig in 2023 uit op 52,7 procent, een wereldrecord.

- Er is tegenover 2022 (53,0 procent) wel een daling. Dat heeft uitsluitend te maken met een lagere druk via de personenbelasting. De lastendruk via werkgevers- en werknemersbijdragen bleef onveranderd.
- Omdat de loonwig bij het nummer twee, Duitsland, sneller is gedaald, is België internationaal meer dan ooit de koploper.
- Wat psychologisch belangrijk is: België is het enige land waar de grens van 50 procent van de loonkosten overschreden wordt. Anders gesteld: ruim de helft van wat de werkgever betaalt, wordt afgedragen aan de staat of de sociale zekerheid.
- Ter vergelijking: de gemiddelde loonwig in de Oeso bedraagt 34,8 procent – Nederland komt dicht in de buurt – en in een land als Colombia wordt arbeid zelfs helemaal niet belast (loonwig van 0 procent).

Bovendien: Ook een ander gezinstype, tweeverdieners met twee kinderen, moet nergens zoveel afdragen als in België. De loonwig bij tweeverdieners blijft wel onder de grens van 50 procent en komt uit op 45,1 procent.

Singles benadeeld
Bevestigd: De Belgische fiscaliteit benadeelt zoals bekend de singles. Dat blijkt ook duidelijk uit de vergelijking die de Oeso maakt tussen een alleenstaande en een koppel met één verdiener.
👉 De enorme loonwig van 52,7 procent voor een alleenstaande verschrompelt tot 37,3 procent voor het eenverdienersgezin – dus een verschil van ruim 15 procent van de loonkosten qua fiscale en parafiscale druk – dankzij de gunstige Belgische fiscaliteit voor gezinnen.