Vergeet Wall Street, want de volgende crisis begint in Silicon Valley. Dat schrijft William Magnuson, een professor aan de Texas A&M University School of Law, in een opiniestuk op Bloomberg View. Vooral de ongebreidelde groep van ‘fintechs’ of de bedrijven die in de financiële wereld actief zijn op basis van technologische innovaties, vormt een gevaar, aldus de professor.
Volgens Magnuson ziet de financiële wereld er vandaag totaal anders uit dan in 2007, toen de grootse bekommernis de banken die “too big to fail” waren. Banken zijn vandaag beter gekapitaliseerd en de regelmatige stresstesten aan dewelke ze zijn onderworpen mogen dan al niet waterdicht zijn, ze zijn een verbetering tegenover 10 jaar geleden. Hoewel een reeks hervormingen de risico’s die de vorige crisis veroorzaakten hebben gereduceerd, zijn het nieuwe risico’s die aan de basis van de volgende crisis zullen liggen, aldus de professor.
Fintech heeft de financiële markten gedemocratiseerd
Sinds 2007 is de financiële sector door een reeks innovaties op zijn kop gezet. De Amerikaanse robotadviseurs Betterment en Wealthfront verlenen financieel advies tegen een fractie van de prijs die door mensen geleide adviesfirma’s aanrekenen (deze ‘fintechs’- een samentrekking die staat voor financiële technologie – rekenen gemiddeld 0,4% commissie tegen 1 % bij de concurrenten van vlees en bloed). Op basis van door klanten opgesteld objectieven qua risicofactor en tijdsduur, kopen en verkopen robots financiële producten voor hun rekening.
Dan zijn er de crowdfundplatformen die toelaten geld op te halen bij een verspreid netwerk van individuen. De virtuele munten Bitcoin en Ethereum verplichten ons op een andere manier te kijken naar de manier waarop geld kan en zou moeten werken.
Deze ‘fintech’-markten worden beheerst door kleine startups of exact het tegenovergestelde van de grote banken die de financiële wereld zo lang hebben gedomineerd. Velen zijn daar beter van geworden, want fintech heeft transacties goedkoper gemaakt en kapitaal beschikbaar gemaakt voor mensen en bedrijven die vroeger amper een kans maakten om geld op te halen. Fintech heeft met andere woorden de financiële wereld gedemocratiseerd.
Eindigt de fintech-revolutie in destructie?
Doch Magnuson geeft 3 redenen op waarom deze revolutie wel eens in destructie zou kunnen eindigen:
1. Fintech-bedrijven zijn kwetsbaarder voor abrupte schokken. Toen in 2014 het Japanse bitcoinplatform Mt. Gox door een beveiligingsprobleem werd gekraakt, gingen 850.000 bitcoins verloren. Aan de huidige koers zou omgerekend zo’n 3,5 miljard dollar in rook opgaan.
2. Fintech-bedrijven zijn veel moeilijker te controleren omdat ze op complexe algoritmes steunen voor de meest essentiële functies. Outsiders hebben vaak geen idee wat zich binnenin zo’n bedrijf afspeelt. De recente opkomst van de “initial coin offerings” – een soort combinatie van crowdfunding en aandelenuitgifte, waarmee geïnteresseerden via cryptomunten kapitaal kunnen stoppen in een startende onderneming en waarvoor geen toezichthouder, noch een bank geraadpleegd dient worden – heeft in verschillende landen bij de regulatoren paniek veroorzaakt. In China werden ze zelfs verboden.
3. Tenslotte zijn er in de fintech geen ongeschreven regels vastgelegd. Toen in 2008 de Lehman Brothers Bank op de rand van de afgrond stond, probeerden de CEO’s van andere investeringsbanken door gezamenlijk overleg alsnog verdere paniek te voorkomen. Dat ziet Magnuson niet direct gebeuren in de fintechwereld, omdat die zo divers is, dat bedrijven weinig boodschap hebben aan het gemeenschappelijke goed. Eerder dan dat geven ze de voorkeur aan agressieve groei en roekeloos gedrag .
Conclusie: belangrijker dan de manier waarop fintech kan worden geregulariseerd is vandaag het besef dat regels zich opdringen, want de toekomst van de financiële wereld ligt niet langer in Wall Street, maar in Silicon Valley.