In november 2016 kondigde premier Narendra Modi aan dat de twee grootste bankbiljetten in het land ““ die van 500 en 1.000 roepies ““ met onmiddellijke ingang waardeloos werden. De premier zei dat de maatregel nodig was om de op 20% van het bbp geschatte schaduweconomie in het land te bestrijden en zo de belastingontduiking tegen te gaan.
Indiërs kregen 45 dagen de tijd om hun waardeloze coupures in te wisselen tegen nieuwe biljetten van 500 en 2.000 roepies. Het ging om een mega-operatie die de economische groei in het land dermate beïnvloedde dat India de kroon van snelst groeiende economie ter wereld opnieuw aan China moest overlaten.
Bijna een jaar later werd de inventaris van deze operatie opgemaakt en door de Reserve Bank of India openbaar gemaakt. Voor Modi moet de conclusie als een klap zijn aangekomen. Wat bleek?
Ruim 99% van alle in omloop zijnde bankbiljetten werd bij de Indiase centrale bank aangeboden. De overheid had nochtans voorspeld dat 25% van dat geld nooit meer boven water zou komen.
Waar is het zwarte geld?
Dat kan twee zaken betekenen: ofwel hadden Indiërs een pak minder zwart geld dan de overheid vermoedde, ofwel – en dat lijkt aannemelijker – dat ze een andere manier hebben gevonden om hun zwart geld wit te wassen. Daarbij wordt er ook op gewezen dat de autoriteiten onvoldoende middelen hadden om de herkomst te achterhalen van de vermogens die op de bankrekeningen werden gestort. Toch heeft Modi’s campagne ook een aantal resultaten opgeleverd. De inruiling werd geregistreerd en met de belastingdienst gedeeld. Wie te veel van deze biljetten wilde omwisselen zal vragen moeten beantwoorden over hun herkomst. In de toekomst zullen op deze manier ook makkelijker en meer belastingen kunnen worden geïnd. Geschat wordt dat amper 1% van de 1,3 miljard Indiërs belasting betalen.