Een gebrek aan sociale mobiliteit bezorgt de Britse economie een belangrijk verlies. Dat blijkt uit een rapport van de Sutton Trust en het bureau Ipsos Mori bij tweeduizend consumenten in Groot-Brittannië.
Indien het land een even sterke sociale mobiliteit zou hebben als het gemiddelde van de andere West-Europese landen, zou het Britse bruto binnenlandse product volgens de onderzoekers met 36 miljard pond kunnen worden opgevoerd. Er werd bovendien vastgesteld dat in Groot-Brittannië het pessimisme over sociale mobiliteit nog is toegenomen en steeds meer mensen geloven dat de kennissenkring in belangrijke mate bepalend zullen zijn voor het succes van het individu. Uit het onderzoek bleek dat nog 40 procent van de respondenten van mening is dat de Britse bevolking gelijke mogelijkheden krijgt aangeboden. Tien jaar geleden werd daarover nog een score van 53 procent opgetekend. Bovendien wordt opgemerkt dat steeds minder ondervraagden geloven dat de huidige generatie jongeren een betere toekomst heeft dan zijn ouders.
Onderwijs
Vastgesteld werd dat de ongelijkheid in de Britse samenleving vooral wordt gekoppeld aan het educatief systeem. Een gelijke educatieve kwaliteit in het Britse basisonderwijs zou volgens de respondenten dan ook de belangrijkste ingreep kunnen zijn om de sociale mobiliteit te versterken, gevolgd door een goedkoper universitair onderwijs. De onderzoekers zeggen weliswaar vastgesteld te hebben dat tieners met een lagere socio-economische achtergrond weliswaar een grotere toegang hebben tot universitair onderwijs, maar er wordt aan toegevoegd dat leeftijdsgenoten uit de hogere bevolkingsgroepen toch een manier vinden om hun maatschappelijke en economische voordelen te versterken. Dertig jaar geleden was een kapitaalkrachtige omgeving volgens 21 procent belangrijk voor de uitbouw van een sterke sociale positie. Eind vorig decennium was dat cijfer weliswaar gedaald tot 14 procent, maar blijkt inmiddels weer opgelopen te zijn voor 26 procent. Dat geldt ook voor de impact van de gepaste contacten, waar dertig jaar geleden een score van 40 procent werd opgetekend, om eind vorig decennium tot 33 procent terug te vallen, maar inmiddels weer te zijn opgelopen tot 54 procent. (mah)