Zitten we al twintig jaar op het verkeerde spoor met biobrandstoffen? Dat concludeert een studie van de Europese lobbyorganisatie voor duurzame mobiliteit Transport & Environment (T&E). Die stelt onomwonden dat biobrandstoffen gemiddeld 16% meer CO₂ uitstoten dan fossiele brandstoffen. Maar hoe komt dat? Volgens de organisatie ligt de oorzaak bij de indirecte effecten zoals ontbossing en veranderingen in grondgebruik die nodig zijn om de grondstoffen voor deze biobrandstoffen te produceren.
De analyse is gebaseerd op de volledige levenscyclus (Well-to-Wheel of van bron tot wiel), waarbij men rekening houdt met teelt, transport, raffinage en verbranding. Op basis van die criteria blijkt volgens T&E dat biodiesel op basis van palmolie het meest schadelijk blijft voor het klimaat: die stoot tot drie keer meer CO₂ uit dan fossiele diesel. Ook biobrandstoffen uit koolzaad of soja, die veel gebruikt worden in Europa, scoren gemiddeld 16% slechter.
Deze conclusie is overigens niet nieuw. Ze bevestigt eerdere studies van het Joint Research Centre van de Europese Commissie. De toegevoegde waarde van T&E zit in de actualisering met recente economische en landbouwgegevens. De studie wijst ook op een vaak vergeten punt: het compenseren van de uitstoot door ontbossing of graslandomzetting kan meer dan een eeuw duren, ook al wordt de verbranding van biogene CO₂ vaak als ‘neutraal’ voorgesteld. De zogenaamde neutraliteit is dus puur theoretisch en erg kortzichtig.
Buitensporig verbruik?
T&E wijst ook op de totale milieu-impact van biobrandstoffen. De productie van biobrandstoffen zou wereldwijd ongeveer 32 miljoen hectare grond in beslag nemen – meer dan de oppervlakte van Italië – terwijl ze slechts 4% van de energiebehoefte van het mondiale transport dekken. Volgens de organisatie zou die oppervlakte 1,3 miljard mensen kunnen voeden als ze wordt gebruikt voor voedselteelt. In Europa is al 8 miljoen hectare bestemd voor biobrandstoffen, wat 4% van het beschikbare akkerland betekent. Vanzelfsprekend verhoogt dat de druk op de landbouwmarkten.
Bastien Gebel, expert bij T&E, legt uit: “Biobrandstoffen worden soms voorgesteld als ideale oplossingen, maar in werkelijkheid zijn deze teelten erg problematisch.”
Ook water als slachtoffer?
De druk beperkt zich niet tot het grondgebruik. Ook op het vlak van waterverbruik is de biobrandstoffensector extreem gulzig. Volgens berekeningen van T&E vergt een rit van 100 km met een voertuig op biodiesel ongeveer 3.000 liter water, tegenover 20 liter voor een elektrische wagen die rijdt op elektriciteit uit zonne-energie, uiteraard een ideaal scenario dat niet altijd haalbaar is.
T&E verwacht dat de wereldwijde vraag naar biobrandstoffen tegen 2030 met 40% zal stijgen. Daardoor zou de oppervlakte landbouwgrond oplopen tot het equivalent van heel Frankrijk. De behoefte aan water en meststoffen zou in dezelfde mate toenemen.
Er zijn ook kanttekeningen
Voor T&E is deze studie uiteraard ook een manier om druk uit te oefenen. De organisatie roept overheden op om de uitbreiding van biobrandstofproductie te bevriezen en om hun rol binnen het klimaatbeleid grondig te herevalueren.
Het oordeel van Transport & Environment is streng, maar de studie heeft haar beperkingen. De onderzoekers erkennen zelf dat de energieproblematiek bijzonder complex is. De werkelijke vraag naar biobrandstoffen blijft moeilijk te voorspellen, omdat ze sterk afhangt van toekomstige regelgeving, nationale steunmaatregelen voor hernieuwbare energie en van het tempo waarin het wagenpark elektrificeert. Al die factoren kunnen de productievolumes en de werkelijke klimaatimpact sterk beïnvloeden en dus ook de conclusies van de studie.
Daarnaast richt het rapport zich vooral op de zogenaamde biobrandstoffen van de eerste generatie, die worden gewonnen uit landbouwgewassen zoals koolzaad, maïs of suikerbieten. Maar er bestaan intussen ook alternatieve technologieën. Biobrandstoffen van de tweede generatie, gemaakt uit landbouwafval, houtresten, gebruikte frituurolie of dierlijke vetten, hebben een veel betere milieubalans.
En dan zijn er nog de synthetische brandstoffen, geproduceerd op basis van groene waterstof en opgevangen CO₂. Die zouden op termijn een veelbelovende oplossing kunnen vormen voor wie de uitstoot echt wil beperken. Maar dan moet Europa werk maken van de ontwikkeling van die tweede generatie biobrandstoffen. Maar voorlopig komt daar weinig van in huis.

