De zogenaamde ‘Golf-Index’ legt de prijs van een tweedehandse Volkswagen Golf naast een netto maandloon (met cijfers van statistiekbureau Eurostat), en berekent daaruit hoe lang je moet sparen om een exemplaar te kunnen aanschaffen. De internationale zoekertjeswebsite Autoscout vergelijkt daarmee sinds 2017 de occasieprijzen in 6 Europese landen, waaronder België.
De conclusie voor 2024 luidt dat de Belg het minst lang moet sparen om zich een occasie-Golf te veroorloven. Zo’n auto kost bij ons het equivalent van 5,7 maandlonen, terwijl dat in Duitsland om liefst 8,7 maandsalarissen gaat, en in Italië zelfs om 9,6. Op de korte termijn is er zelfs een dalende tendens zichtbaar, want in 2023 ging het in België nog om bijna 7 maandlonen.
Dat betekent dat het weer de goede kant op gaat met de koopkracht op de tweedehandse automarkt.
Zoals de Big Mac
Waarom de Golf? Simpel: het was jarenlang de meest gekochte auto van Europa, vaak goed voor een volume van een half miljoen stuks per jaar. Dat betekent dat ook op de tweedehandsmarkt een Golf net zo vanzelfsprekend is als worst bij de slager.
Nu is de Golf dezer dagen eigenlijk niet meer zo alomtegenwoordig als weleer. In 2024 was de Dacia Sandero afgetekend de meest gekochte auto van Europa, en ook de Renault Clio ging de Golf nog nipt vooraf in die rangorde.
Op zichzelf maakt dat niet uit, want de rest van de markt volgt die Golf-Index mee. Wordt een Golf wat duurder, dan zal hetzelfde gebeuren bij een Opel Astra, Ford Focus, Peugeot 308 of Toyota Corolla, en vice versa.
Het is een vooral geestige, maar zeker ook informatieve variant op de Big Mac-Index van zakenblad The Economist. Die houdt nauwgezet de prijs van een Big Mac-hamburger van McDonalds bij in de verschillende landen van de wereld, en toont zo bevattelijk de verschillen in valuta aan.
Duurder op lange termijn
De prijsdaling tegenover 2023 speelt zich af op alle van de gepeilde markten (België, Nederland, Duitsland, Oostenrijk en Italië), zij het in het ene land wat meer dan het andere.
De tendens op lange termijn is echter minder rooskleurig. Sinds 2017 is een tweedehandse Golf – en daarmee automatisch dus ook andere modellen – een derde duurder geworden. In Nederland gaat het zelfs om een stijging van meer dan 42%.
Die stijging is te wijten aan de inflatie, maar ook de storingen in de productie ten tijde van de coronapandemie en de Russische invasie in Oekraïne, die de fabricage van halfgeleiders verstoorde. Daarnaast evolueren auto’s ook op technologisch gebied, wat de nieuwprijs verhoogt en daarmee ook de occasieprijs.
Goed om weten is dat de lonen in België sinds 2017 ook met net geen 30% gestegen zijn, via de automatische indexering. Andere landen kennen deze niet en zien de lonen vaak minder fel – of in elk geval trager – stijgen.
Verschillen tussen landen
Er zijn echter nog andere factoren die de automarkt land per land beïnvloeden, zoals overheidsinterventies in de vorm van subsidies of schrootpremies, de invoering van milieuzones of een verandering in de verkeersbelasting.
Zo is een tweedehandse Golf in Duitsland momenteel (of liever: anno 2024) liefst bijna 5.500 euro duurder dan een Belgische. De zoekertjessite schrijft dat toe aan het feit dat bijna een derde van de aangeboden auto’s in Duitsland jonger is dan een jaar. Zulke ‘Jahreswagens’, zoals ze in Duitsland genoemd worden, hebben vaak kort dienst gedaan bij de constructeur, of in de vloot van een verhuurbedrijf. In België is het aanbod op de markt ouder (tweederde van het aanbod is ouder dan 5 jaar), wat de gemiddelde prijs omlaag trekt.
De occasieprijs wordt ook beïnvloed door de nieuwprijs in een land. Voor een verse Golf betaal je in Nederland bijvoorbeeld 6.000 euro meer dan in Oostenrijk, wat ook weer zijn weerslag heeft op de tweedehandsmarkt.

