In 1960 stelde Ferrari de 250 SWB voor, een GT-model ontwikkeld voor de autosport. Dankzij teams zoals NART, Scuderia Filipinetti en de Ecurie Francorchamps kende hij veel succes. Deze wagen effende het pad voor andere Competizione-modellen, afgeleid van straatauto’s, en verkocht aan privéteams die wilden schitteren op het circuit. Dat gold ook voor de Ferrari 365 GTB/4, beter bekend als Daytona.
Tussen 1968 en 1973 werden zo’n 1.284 exemplaren als Berlinetta en 122 als Spider gebouwd voor de openbare weg, maar slechts 24 Competizione-versies werden in die periode gemaakt. Van die 24 waren er maar 15 echte ‘fabriekswagens’, officieel erkend en gebouwd door Ferrari’s Assistenza Clienti-afdeling in Modena. De rest bestond uit een prototype van NART en acht omgebouwde straatauto’s die toen officieel gehomologeerd waren.

Lichte aanpassing
Eén van die vijftien officiële fabriekswagens wordt op 26 juni geveild door RM Sotheby’s tijdens een privé-evenement. Chassisnummer 16343 werd in 1973 nieuw geleverd aan het NART-team van Luigi Chinetti. Hij beschikt over een 4.4 V12 met vier bovenliggende nokkenassen. Die motor behield de cilinderkoppen en het motorblok van de standaardversie, maar kreeg een dynamische luchtinlaatkast voor de zes Weber 40 DCN-carburatoren en een set rechte zijuitlaten zonder dempers. Het vermogen steeg doorheen de ontwikkeling: van 436 pk bij 7.770 tr/min voor de eerste serie tot 402 pk bij 8.300 tr/min voor de tweede serie, en uiteindelijk 450 pk bij 8.500 tr/min voor de derde serie, waartoe deze Daytona behoort.
Om de V12 van brandstof te voorzien, werden vier brandstofpompen geïnstalleerd, in plaats van twee zoals in 1972. Daarnaast kreeg de wagen grotere remklauwen voor dikkere remblokken en geforceerde luchtkanalen voor een betere koeling van de remmen. Buiten enkele aanpassingen aan de carrosserie, bredere velgen en maatregelen om gewicht te besparen, bleef de wagen sterk verwant aan de standaard GTB/4. Het versterkte buizenchassis, de vijfbak en de ophanging met dubbele driehoeken werden vrijwel ongewijzigd overgenomen.

Chaotische carrière
De Daytona Competizione was erg rudimentair, maar wel betrouwbaar en vooral veelzijdig: hij voelde zich net zo goed thuis op het circuit als op de openbare weg. Zijn debuut op Le Mans in 1971 leverde een indrukwekkende vijfde plaats op in het algemene klassement en een verdiende overwinning in de GT-klasse, al werd die geschrapt door het ontbreken van de vereiste homologatie vóór de race. Een hattrick aan klassezeges in de Franse klassieker tussen 1972 en 1974 bewees dat die prestaties geen toeval waren. Dat werd ook bevestigd door een overwinning van een Daytona Competizione in de Tour de France Automobile in 1972. Later volgden er ook klassezeges in de loodzware 24 Uren van Daytona, in 1973, 1975 en 1979. Die laatste editie eindigde zelfs met een opmerkelijke tweede plaats algemeen, bijna tien jaar na de lancering van het model.
Deze Daytona Competizione kreeg een bescheiden esthetische update, met de toevoeging van de kenmerkende blauw-witte lengtestrepen van het NART-team op de carrosserie. De auto begon zijn carrière tijdens de 24 Uren van Daytona in 1973, maar moest opgeven na een ongeval. In 1974 verscheen hij aan de start van de 24 Uren van Le Mans, maar viel al na vier ronden uit met een panne. Daarna volgden de 6 Uren van Watkins Glen, waar hij opnieuw moest opgeven, deze keer door een motorbreuk. Door deze opeenvolgende tegenslagen besloot Chinetti de wagen te verkopen aan een privéteam, dat hem inschreef voor meerdere races met wisselend succes. In 1981 stond hij opnieuw aan de start van de 24 Uren van Daytona, maar moest hij weer opgeven nadat hij brokstukken van een band raakte. De Ferrari wist zijn potentieel op het circuit nooit volledig waar te maken, maar kreeg nadien wel het pensioen dat hij verdiende.

Tweede leven met meer geluk
Na in handen te zijn geweest van verschillende Amerikaanse verzamelaars, werd de wagen in 2003 aangekocht door zijn huidige eigenaar. Die vertrouwde hem toe aan het Nederlandse Roelofs Engineering voor een volledige restauratie, met het oog op deelname aan de Tour Auto 2004. Sindsdien kwam de Ferrari regelmatig in actie tijdens historische races.
Hij staat vermeld in het witboek van Ferrari Classiche, dat zijn authenticiteit bevestigt. Toch beschikt de auto niet langer over zijn originele motor en versnellingsbak, want die werden vervangen. Desondanks blijft RM Sotheby’s de waarde schatten op 5,5 tot 7,5 miljoen dollar.