De grote bonzen van Renault en Stellantis slaan de handen in elkaar en trekken aan de alarmbel. In een ongezien gezamenlijk interview met het Franse dagblad Le Figaro uiten Luca de Meo en John Elkann hun diepe bezorgdheid over de toekomst van de Europese auto-industrie. De twee leiders waarschuwen voor de vernielende impact van de almaar uitdijende Europese regelgeving. Volgens hen maakt deze het bouwen van betaalbare auto’s onmogelijk. Ze zal zelfs de industriële basis van Europa ondermijnen.
Enkel bezig met regelgeving
Al vijf jaar op rij is de Europese automarkt aan het krimpen, zeggen beide toplui. Waar er in 2019 nog zo’n 18 miljoen voertuigen verkocht werden in de EU, het VK en Zwitserland samen, waren dat er vorig jaar nog amper 15 miljoen. Als het beleid niet verandert, voorspelt Elkann een halvering van de automarkt tegen 2035. “Dat zou catastrofaal zijn,” zegt hij in het dubbelinterview. De Meo vat het kernprobleem van de elektrische omslag als volgt samen: “De Europese klant koopt niet wat Europa hem wil laten kopen.”

Centraal in hun kritiek staat de complexiteit en de snelheid waarmee nieuwe regelgeving wordt ingevoerd. “We zitten in een situatie waarin een kwart van onze ingenieurs enkel nog bezig is met regelgeving,” vervolgt Elkann. “Tegen 2030 komen er honderd nieuwe regels bij die de kostprijs van onze wagens nog met 40 procent zullen verhogen.” En dat heeft vooral gevolgen onderaan het gamma. Kleine, betaalbare modellen, zoals de Renault Clio, winstgevend produceren wordt steeds moeilijker. “Dat is voor 92,5 procent te wijten aan regelgeving,” aldus De Meo. Nog geen klein beetje dus.
Drie landen
Het probleem is dat de regels voor alle modellen gelden, ongeacht hun grootte. Dat zorgt voor frustratie. “Een stadswagen van 3,80 meter moet voldoen aan dezelfde eisen als een luxesedan van 5,5 meter,” aldus De Meo. “Dat is niet werkbaar.” Hij hekelt ook veiligheidsverplichtingen die weinig zin hebben in de praktijk. “Waarom moet een stadswagen die 95 procent van zijn tijd in de stad rijdt, verplicht rijstrookassistentie hebben?” Volgens De Meo en Elkann moet er daarom in de eerste plaats een herwaardering van de kleine auto komen. Ze willen een gedifferentieerde regelgeving, een die deze voertuigen van de grotere scheidt.
Het is geen toeval dat de beiaard niet vanuit Duitsland wordt geluid. Een Europees beleid dat beter op stadswagens is afgestemd komt vooral ten goede aan landen zoals Frankrijk, Spanje en Italië. Niet alleen shoppen de consumenten daar trouw in de lagere categorieën, ze worden er ook geproduceerd. Nu, samengeteld stellen deze drie landen meer voor op het vlak van productie dan Duitsland.
Maar de topmannen pleiten ook voor een koerswijziging. De focus op volledig elektrische voertuigen is volgens hen te beperkend. “De uitstoot moet bekeken worden over de hele levenscyclus van een voertuig, niet enkel van tank tot wiel,” zegt De Meo en vervolgt: “De sprong van Euro 3 naar Euro 6 bij verbrandingsmotoren heeft meer voor het klimaat gedaan dan de overstap naar elektrisch.”

De ban openbreken
Ze stellen daarom alternatieven voor zoals “range extenders” — kleine verbrandingsmotoren die batterijen opladen en zo de batterijgrootte beperken zonder in te boeten op autonomie. Maar door het huidige verbod op niet-zero-emissievoertuigen in 2035 wordt deze oplossing uitgesloten. Volgens de Meo en Elkann moet Europa technologieneutraal zijn: het doel is CO₂-reductie, de technologie is het middel.
Hoe nijpend de situatie is? Dringend, stellen ze. “Overal ter wereld zien we sterke industriële beleidskeuzes: de VS met hun subsidies, China met zijn staatsplanning,” zegt Elkann. “Alleen Europa twijfelt.” Het risico? Dat de EU binnen enkele jaren niet langer een productielocatie is, maar enkel nog een afzetmarkt.
Ze roepen daarom op tot politieke duidelijkheid in 2025. “Dit is een kanteljaar,” besluit Elkann. “We moeten nú beslissingen nemen. Als we blijven talmen, is het binnen vijf jaar te laat.” De Meo sluit af: “We zijn geen nostalgici van de 20ste eeuw. We zijn industriëlen van de 21ste. Geef ons de ruimte, en wij leveren propere, betaalbare auto’s voor iedereen.” Desondanks hebben beide autogroepen voorbeelden in hun respectieve gamma’s van lokaal geproduceerde, toegankelijke batterij-auto’s, zoals de Renault 5 E-Tech of de Citroën ë-C3.