Euronavs verdienmodel is allesbehalve hoogtechnologisch van aard, maar zeker noodzakelijk: het bedrijf bezit een vloot schepen die worden ingeschakeld voor het transporteren en de opslag van ruwe olie. In een maatschappij die nog in grote mate steunt op fossiele brandstoffen, is die activiteit nog niet snel weg te denken. De klanten van Euronav zijn bedrijven die olie ontginnen en verwerken, verspreid over de wereld.
De vloot van het Belgische bedrijf bestaat vooral uit tankers, die als doel hebben om olie te transporteren van de ene locatie naar de andere, via zeeën en oceanen. Dat kan via langetermijncontracten of via éénmalige transportopdrachten voor klanten. Eén type tanker; de VLCC of ‘Very Large Crude Carrier’, is veruit de meest voorkomende in de vloot. Zulke schepen kunnen al snel twee miljoen vaten olie opslaan in het laadruim en zijn ongeveer 300 meter lang. Euronav richtte dan ook samen met andere spelers ‘Tankers International’ op, een bedrijf dat de grootste ‘pool’ aan VLCC’s omvat, om grote projecten te bolwerken voor klanten.
De andere categorie schepen in de vloot is de FSO of ‘Floating Storage and Offloading Unit’, een schip bedoeld voor het verwerken en de opslag van olie bij het opboren in olievelden ver van de kustlijn. Eerst wordt het mengsel van ruwe olie en water door het schip gesplitst en vervolgens slaat men de olie op aan boord. Het schip zuivert het water en stoot het daarna af, terug in de oceaan . Momenteel heeft Euronav twee zo’n vaartuigen.