Onderstaande kaart toont de levensduurte in de verschillende werelddelen en landen op basis van data die verzameld werden door Numbeo, ‘s werelds grootste – door consumenten aangereikte – gegevensbestand van prijzen en kosten van levensmiddelen en andere diensten in de wereld.
Als basis voor deze Consumer Price Index (CPI) werd New York genomen met een levensduurte van 100. Heeft een land een CPI van 70, dan betekent dit dat goederen en diensten daar gemiddeld 30% goedkoper zijn dan in de ‘Big Apple’.
De Consumer Price Index houdt rekening met de kost van levensmiddelen, transport, restaurants en nutsvoorzieningen, elk met een aantal variabelen.
Voor de levensmiddelen wordt bijvoorbeeld gekeken naar de prijs van brood, vlees, rijst, eieren, fruit, groenten en alcohol.
De transportkost wordt berekend aan de hand van maandelijkse abonnementen op openbaar vervoer, de kost van een taxirit, een vliegtuigticket, benzine en de prijs van een Volkswagen Golf.
Restaurantkosten werden berekend aan de hand van prijzen in dure en goedkope eetplaatsen, maar ook die in het middensegment. Ook de prijs van koffiedranken, alcohol en water in eetgelegenheden werden daarbij in overweging genomen.
Bij de nutsvoorzieningen wordt gekeken naar de prijs van het maandelijks verbruik van elektriciteit, water, verwarming en internet.
9 van de duurste landen ter wereld liggen in Europa; België staat vijftiende in de lijst. Het leven is bij ons gemiddeld 13% goedkoper dan in New York. In Zwitserland is alles dan weer gemiddeld een kwart duurder dan in New York. De derde plaats van Venezuela geeft een volledig vertekend beeld omdat het land al jarenlang zijn wisselkoers artificieel hoog houdt.
Goedkoop leeft men in India, Nepal en Pakistan, maar ook in de Maghreblanden.