Fors hoger minimumloon zal het armoedeprobleem vergroten, eerder dan verkleinen

Voorstellen voor een fors hoger minimumloon dreigen contraproductief te werken door de mogelijkheden van kwetsbare groepen op onze arbeidsmarkt nog verder in te perken. Op die manier zou het armoedeprobleem eerder vergroten dan verkleinen.

Nu de regering de loonstijging voor 2021-2022 vastgelegd heeft, verschuift de focus naar het minimumloon. De vakbond zet op dat vlak al een tijdje in op haar campagne ‘Fight for 14’, een pleidooi voor een minimumloon van 14 euro per uur of 2.300 euro per maand. Die campagne is een kopie van het Amerikaanse ‘Fight for 15’ (dollar per uur). De link met het Amerikaanse voorbeeld is ronduit bizar. De situaties op de Belgische en de Amerikaanse arbeidsmarkt zijn immers totaal niet vergelijkbaar. Zo wordt daarbij de hele sociale zekerheid die bij ons veel beter uitgebouwd is dan in de VS nogal vlot over het hoofd gezien. En bovendien gaat het pleidooi voor een fors hoger minimumloon voorbij aan de Belgische realiteit.

Belgisch minimumloon is het op drie na hoogste van Europa

Het Belgische minimumloon is vandaag al bij de hoogste van Europa. Het officiële minimumloon is het vierde hoogste van Europa. En het de facto minimumloon ligt in België nog hoger door afspraken op sectorniveau. Met 2.300 euro per maand zouden we doorstoten naar de top van Europa. Bovendien zou dat voor opwaartse druk zorgen op de lonen net boven het minimumloon. De vraag is wat we met zo’n ingreep uiteindelijk zouden bereiken.

De vakbonden framen een fors hoger minimumloon als een effectieve manier om armoede aan te pakken. Daarbij verwijzen ze doorgaans naar het fenomeen van werkende armen. Op dat vlak scoort België evenwel vrij goed. België staat in de Europese top 5 van landen met het laagste aantal werkende armen. Armoede is in België veel meer een probleem van gezinssituatie en van niet werken. En op dat vlak zal een hoger minimumloon niet meteen voor beterschap zorgen, integendeel.

De andere kant van het verhaal

In het debat over het minimumloon wordt de andere kant van het verhaal al te vaak vergeten. Kwetsbare groepen raken maar moeilijk aan de bak op de Belgische arbeidsmarkt. Zo is vandaag in ons land amper 45,6% van de laaggeschoolden aan het werk. In Europa doen enkel Slovakije en Polen nog slechter. Ter vergelijking, in Duitsland en Nederland is dat 63%. De combinatie van relatief hoge lonen en de vrij zware fiscale druk ook op lage lonen (tweede hoogste in Europa) is één van de factoren (naast o.m. een gebrek aan flexibiliteit) die een hoge drempel creëren voor toegang tot de arbeidsmarkt. Een potentiële werknemer moet immers op z’n minst de loonkost verbonden aan het minimumloon kunnen compenseren, anders wordt de betrokken positie niet gecreëerd. Een fors hoger minimumloon zou die drempel nog verder verhogen.

Belangrijke groepen raken vandaag niet aan de bak doordat hoge drempels de toegang tot onze arbeidsmarkt bemoeilijken. Die groepen zijn meteen ook extra kwetsbaar voor armoederisico’s. De drempel tot de arbeidsmarkt nog verder verhogen via een fors hoger minimumloon zou dan ook eerder het armoedeprobleem vergroten dan verkleinen. 


De auteur Bart Van Craeynest is hoofdeconoom bij Voka en auteur van het boek Terug naar de feiten 

Meer