De volgende premier wordt een Vlaming: ik zet mijn geld in op Wouter Beke of Alexander De Croo

OPINIE – Er rijpt een consensus in de Wetstraat dat de volgende federale regering geleid moet worden door een Vlaming. “Na twee Franstalige premiers is het tijd”, zo valt te horen. Afhankelijk van hoe de coalitie dan ineensteekt, kan men een lijstje favorieten maken. Grootste kanshebbers? Wouter Beke (CD&V) en Alexander De Croo (Open VLD). Outsiders? Gwendolyn Rutten (Open VLD) en Koen Geens (CD&V). Of, wie weet, toch nog Jan Jambon (N-VA).

Een Vlaamse partijvoorzitter is in een achtergrondgesprek duidelijk: het kan niet de bedoeling zijn dat er bij de volgende coalitie opnieuw een Franstalige in de Wetstraat 16 zit. Na 3 jaar Elio Di Rupo (PS) en 5 jaar Charles Michel (MR) is het een beetje van het goede te veel om alweer een Franstalige premier te hebben.

Uiteindelijk telt België ongeveer 6,5 miljoen Vlamingen en 4 miljoen Franstaligen. Over de rotatie of de evenwichten bij het premierschap tussen de taalgroepen bestaat geen enkele afspraak, ook geen gewoonteregels. Integendeel, de afgelopen veertig jaar leverde Vlaanderen steevast de premier: de laatste Franstalige premier voor Di Rupo was Paul Vanden Boeynants (PSC, intussen CDH) in 1979.

Met taal heeft die keuze tot op heden dan ook weinig te maken gehad. Veeleer met wiskunde. De premier komt in principe uit de grootste politieke familie binnen de coalitie, daarover bestaat wel een ongeschreven regel in de Wetstraat. Maar het kan ook de grootste partij zijn. Hij (of zij) is de man/vrouw die electoraal scoorde, die “weegt” door zijn/haar electoraal gewicht. Guy Verhofstadt (Open VLD) en Yves Leterme (CD&V) waren voorbeelden. Die laatste had niet de grootste politieke familie, maar behaalde in 2007 een zodanige persoonlijke overwinning dat niemand rond hem kon.

Koning Filip
EPA-EFE/ARIS OIKONOMOU

In 2011 was die “wiskunde” minder aanwezig. De socialisten waren de grootste familie, en daarbinnen was de PS de grootste. Di Rupo werd premier, en speelde daarbij zijn rol als verzoener, als “maker” van de coalitie. Maar zijn gebrekkige kennis van het Nederlands maakte hem kwetsbaar, zeker voor een Vlaams kiespubliek, dat hij nooit wist te overtuigen of voor zich te winnen.

Weeffout

Een tweede keer werd een Franstalige de premier, van een kleinere partij bovendien. Achteraf sprak de N-VA van “een weeffout”, doordat niet de grootste (lees N-VA zelf) het leiderschap had genomen. Misschien zat de weeffout eerder in het feit dat de drie andere voorzitters niet in de regering stapten: hoe dan ook de zaak hing losjes aaneen, wat leidde tot de term “kibbelkabinet”.

Deze keer liggen de kaarten anders, zelfs nog complexer. Twee grote scenario’s zijn federaal mogelijk: ofwel een brede centrumlinkse coalitie rond de PS (paars-groen-CD&V), ofwel een coalitie met de N-VA én de PS (Bourgondisch).

In beide gevallen lijkt Di Rupo geen optie meer: “Een premier moet minstens tweetalig zijn”, zo valt bij meerdere Vlaamse voorzitters droog te horen. Een veto dus.

Gewette messen

Maar de redenering gaat verder. Een centrumlinkse regering, paars-groen-CD&V, lijkt vandaag de meest plausibele coalitie. “Zo’n 80 procent”, vertrouwt een insider ons de kansen toe. Alleen, zo’n regering, met de PS als grootste partij, zou in perceptie zeer moeilijk vallen aan Vlaamse kant. De N-VA en Vlaams Belang staan dan klaar in de coulissen van de oppositie met gewette messen. Daar zijn ze zich zelfs bij de SP.A van bewust. Een Vlaamse premier zou dan veel meer kans op slagen hebben, om de perceptie rond die coalitie in Vlaanderen alvast te kunnen keren.

Sluit in zo’n scenario dus ook maar Paul Magnette (PS) en Didier Reynders (MR) uit. Die laatste zou nog interim-premier kunnen worden, omdat op 1 december Charles Michel (MR) vertrekt naar de Europese Raad van de EU. Maar het is een publiek geheim dat Reynders aast op de job van Europees Commissaris.

Elio Di Rupo
EPA

Een Vlaming dus, als premier van een centrumlinkse ploeg. En dan zijn de enige logische leveranciers ofwel Open VLD (12 zetels) ofwel CD&V (ook 12 zetels). Hoewel CD&V wel ietsje meer stemmen haalde, is het toch allerminst zeker dat de liberalen een dergelijke opportuniteit laten schieten om na Guy Verhofstadt tot 2007 opnieuw de Wetstraat 16 te kunnen claimen.

Maar wie het dan wordt, dat ligt in beide partijen gevoelig. Beiden hebben een stevige vicepremier, die niet zomaar opzij zal gaan. Bij Open VLD is Alexander De Croo al sinds jaar en dag federaal de sterke man, en bovendien na 26 mei ook duidelijk diegene die electoraal het zwaarst weegt bij Open VLD. Het lijkt erop dat voorzitter Gwendolyn Rutten (Open VLD) rustig op haar stoel blijft als voorzitter, en dus De Croo naar de Zestien kan leiden. Tenzij ze alsnog de kans krijgt om als formateur de eerste vrouw te zijn die België gaat leiden. Sluit dus toch maar niets uit bij de Vlaamse liberalen.

De slimste zijn

Hetzelfde geldt binnen CD&V. Daar is Wouter Beke (CD&V) als voorzitter zijn best aan het doen om geruisloos richting de Zestien op te schuiven. Hij nam de plek in van Kris Peeters (CD&V) als minister van Werk. Maar wat weinigen is opgevallen, maar wel van groot belang: Koen Geens (CD&V) ging niet opzij om de post van vicepremier zomaar aan zijn voorzitter te geven. Het werd Geens en niemand anders, die voortaan een trapje hoger staat in de hiërarchie, van weliswaar een ontslagnemend minderheidskabinet.

De vraag is of, als CD&V straks de premier van het land zou mogen leveren, diezelfde discussie niet opnieuw de kop opsteekt: Beke, die vanuit het niets en zonder regeerervaring dan zomaar premier zou worden, of Geens, die van vriend en vijand een goed rapport kreeg als minister van Justitie?

Wat alvast in het nadeel van die laatste speelt: hij heeft niet bepaald veel bondgenoten bij andere partijen. De laatste jaren investeerde hij vooral in de slimste zijn in veel dossiers, eerder dan warme banden opbouwen. En een formateur transformeert ook naar premier als hij mensen bijeenbrengt, vertrouwen schept en bruggen bouwt.

Dat heeft Jan Jambon (N-VA) dan weer wél. In het nog steeds eerder onwaarschijnlijke scenario dat de N-VA wel met de PS aan tafel raakt, en er mogelijk een Bourgondische coalitie uitkomt, dan lijkt de kans groot dat de N-VA, zoals tijdens de campagne ook vaak gezegd, het premierschap deze keer wél claimt.

Dat zal in perceptie dan weer bijzonder moeilijk zijn voor de PS, die niet alleen aan haar achterban moet gaan uitleggen dat ze voortaan met de N-VA regeert, maar ook nog een Vlaams-nationalist in de Zestien heeft gebracht.

Jambon staat bij zijn huidige coalitiepartners echter bekend als een minzaam man, die steeds de consensus zoekt. Zelfs in die mate dat het een pak mensen binnen zijn eigen N-VA frustreert en wat angstig maakt over een mogelijke regering-Jambon I. Maar het alternatief, dat Bart De Wever himself naar de Zestien trekt, dat is dan weer in Franstalig België voor velen (zowel bij de PS als de MR) zodanig een nachtmerrie, dat het voorlopig toch echt pure fictie lijkt. Of hoe veto’s aan beide kanten de twee sterkste politici van hun generatie, Di Rupo en De Wever, waarschijnlijk uit de Zestien zal houden.

De auteur Wouter Verschelden is  is politiek journalist en uitgever van de nieuwssite Newsmonkey.be

Meer